H3 De stijl van je tekst 3.3. Aantrekkelijk formuleren

Waar denk jij aan bij 'aantrekkelijk schrijven'?
1 / 13
volgende
Slide 1: Open vraag
NederlandsMBOStudiejaar 1,2

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Waar denk jij aan bij 'aantrekkelijk schrijven'?

Slide 1 - Open vraag

Slide 2 - Tekstslide

Tip in deze afbeelding
Zet niet in elke zin het onderwerp voorop. 

Slide 3 - Tekstslide

 Denk aan OPA
1 Het onderwerp in de zin is het belangrijkst. Zet dat vooraan.
2 De persoonsvorm is daarna het belangrijkst.
3 De andere zinsdelen volgen.
Voorbeeld: 'De student kwam nog net op tijd. Korte zinnen lezen prettiger. Rijst vind ik lekkerder dan aardappels.'


Slide 4 - Tekstslide

Maak je zinnen niet te lang
Durf een punt te zetten en een nieuwe zin te beginnen. Of:
Zet een punt. Durf een nieuwe zin te beginnen.

Slide 5 - Tekstslide

Googel is je beste vriend, toch?
  • Gebruik  je spellingchecker: dat is meer dan hem aanzetten.
  • Maak ook gebruik van andere taalhulpmiddelen in Office.
  • Zoek met de juiste trefwoorden naar voorbeeldteksten.

Slide 6 - Tekstslide

Schrijf actief
  • in de tegenwoordige tijd
  • onderwerp voorop, in dit geval
  • weinig of liever geen hulpwerkwoorden (zouden willen, willen kunnen, zouden kunnen willen etc.) 
  • geen worden ( Dit hoofdstuk behandelt werkwoorden. Niet: In dit hoofdstuk worden werkwoorden behandeld.)

Slide 7 - Tekstslide

Schrijf op....
...zoals je het zou vertellen tegen je buren, vriend of familielid. Doe net of ze degene tegenover je zit. Oftewel:

Maak het je niet te moeilijk. Denk niet: O, nu moet ik schrijven en ineens andere woorden gebruiken. 

Slide 8 - Tekstslide

Een goede tekst schrijf je samen
  • Vraag tijdens en na het schrijven feedback aan iemand.
  • Geef dan aan waar je feedback op wilt hebben.

Slide 9 - Tekstslide

Wissel af
Wissel korte zinnen en lange zinnen af. 
Gebruik bij lange zinnen signaalwoorden of verbinding te maken tussen delen van een zin, tussen zinnen of zelfs tussen delen van teksten.

Slide 10 - Tekstslide

Spreek je lezer persoonlijk aan
met u/uw of met je/jou/jouw

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeelden gebruiken
Laat met voorbeelden in je tekst zien wat je bedoelt.

Slide 12 - Tekstslide

Maken
Blz. 237-238, opdracht 1-2-3-4
Rustig tempo? Maak dan 2-3-4
Digitaal: opdracht 1 t/m 4 +  extra opdracht 1 en 2
Rustig tempo? Maak dan alleen de algemene opdrachten

Slide 13 - Tekstslide