Met
en, maar of want en dus verandert de volgorde van het werkwoord niet.
Ik ben boos want ik moet thuis blijven
Ik ben boos dus ik blijf thuis
Ik ga fietsen en ik ga eten
Het kan mooi weer worden of het kan gaan regenen
Met alle andere tussenwoorden zet je het werkwoord achteraan!
(zodat, doordat, nadat, toen, sinds, wanneer, omdat, als)