havo 4 boek 3

Qa =p -10;   Qv =-0,5p + 10
opgave 9
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 49 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Qa =p -10;   Qv =-0,5p + 10
opgave 9

Slide 1 - Tekstslide

Qa =p -10;   Qv =-0,5p + 10
opgave 9

Slide 2 - Tekstslide

Qa =p -10;   Qv =-0,5p + 10
opg 9

Slide 3 - Tekstslide

Qv = -4000p + 86000;     MO = -0,0005Q + 21,5;    MK = 4
opgave 18 monopolist

Slide 4 - Tekstslide

Vandaag, opgave 22
q = -4p + 200, MK = 0,4q + 14, MO = -0,5q + 50,
GTK = 0,2q +14 + 200 : q

Slide 5 - Tekstslide

Vandaag
- Monopolie revisited
- huiswerk, opgave 22
- twee opgaven maken.

Slide 6 - Tekstslide

(Gemiddelde) Totale Kosten
Monopolist is prijszetter

winstmaximalisatie:
MO = MK

Omzetmaximalisatie:
MO = 0

MO = marginale opbrengst, opbrengst van 1 extra verkochte eenheid

MK = marginale kosten,
kosten van 1 extra geproduceerde eenheid

Slide 7 - Tekstslide

Winst marge
GO - GTK

Winst:
(GO - GTK) x q

Slide 8 - Tekstslide

Maximale winst berekenen: (GO - GTK) x q 
1) bereken q met MO = MK

2) bereken p met Qv (p = GO)

3) bereken GTK

4) bereken winstmarge
(GO - GTK)
5) bereken winst

Slide 9 - Tekstslide

Maakwerk
Opgave 23, pagina 22
Opgave 26 pagina 24/25

Nu aan de slag!

Slide 10 - Tekstslide

Vandaag
1) Huiswerk, opgave 18, Monopolie
2) Maximale winst berekenen

Slide 11 - Tekstslide

Dit weten we van de Monopolist
Een monopolist bereikt maximale winst als geldt?


Voor een monopolist is de GO lijn (gemiddelde opbrengst) gelijk aan?


MO grafisch. wat weten we daar ook al weer van?

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Huiswerk
opgave 21 en 22

Nogmaals! JE MOET OEFENEN. Zonder gaat het niet lukken.

Staal: "dit is het moeilijkste boekje!!!"

Slide 14 - Tekstslide

maximale winst berekenen
In 5 stappen

Slide 15 - Tekstslide

maximale winst: 
1) MO = MK  --> q
2) bereken p (= GO)
3) bereken GTK
4) bereken winstmarge
(GO - GTK)
5) bereken winst

Slide 16 - Tekstslide

Break even:

TO = TK

en/of

GO = GK

Slide 17 - Tekstslide

winstmaximalisatie:
MO = MK

Omdat MO > MK
gaat de producent altijd voor maximale productie

Slide 18 - Tekstslide

Winst:
winst per product  x productie

(GO - GTK) x q

Slide 19 - Tekstslide

Individuele producent
GTK = 50/q + 5
MK? GVK? 
GTK?     
opgave 13

Slide 20 - Tekstslide

Qv = -10p + 200
Qa = 20 - 100

marktprijs?
marktomzet?
opgave 13

Slide 21 - Tekstslide

maximale winst
Waar?
hoeveelheid?
prijs?
winst?

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

TK = TCK + TVK         vb: TK = 50 + 5q
GTK = GCK + GVK     --> GTK = 

Slide 25 - Tekstslide

TK = TCK + TVK         vb: TK = 50 + 5q
GTK = GCK + GVK     --> GTK = 
q             p
5
10
20
25
50
100

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

geld als middel
Geld kan een ruilmiddel, spaarmiddel of rekenmiddel zijn. Welke van deze geldfuncties herken je in de volgende gevallen?
1. Ramon heeft gezien dat een spelcomputer bij Amazon € 20 goedkoper is dan bij Bol.com.
2. Yara koopt voor € 80 een tweedehands fiets.
3. Damien koopt via bol.com een nieuw spelletje, hij rekent af met Ideal.

Slide 28 - Tekstslide

Gisteren hadden we het over?

Slide 29 - Tekstslide

Gisteren hadden we het over?

Slide 30 - Tekstslide

Vandaag bespreken we opgaven 42 en 46

Slide 31 - Tekstslide

Vraag: Op wat voor soort markt opereert Karin

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Qv = - 10p + 1000

Slide 36 - Tekstslide

Qv = -10p + 1000
Vraag: Welk resultaat bij een prijs van € 40?

Slide 37 - Tekstslide

Qv = -10p + 1000
Vraag: Welke prijs voor bereiken volledige productiecapaciteit?

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Spaarsaldo
Op maandag heb je een saldo van € 43,40 op je bankrekening. Op woensdag betaal je met je pinpas een bioscoopkaartje van € 10,50. In de pauze koop je voor € 2,95 wat drinken en snoep. Op donderdag wordt € 25 bijgeschreven.

Bereken je saldo op vrijdag. Laat je berekening zien.

Slide 41 - Tekstslide

rente op je spaarrekening
Sadet heeft € 148 op haar spaarrekening bij de ABC-bank. De bank geeft 1,3% rente. Bij de XYZ-bank kan zij 1,6% spaarrente krijgen.
Bereken welk bedrag aan rente Sadet per jaar meer zou kunnen krijgen bij de XYZ-bank.


Slide 42 - Tekstslide

3 jarige Lening voor nieuwe keuken van € 6.000

Slide 43 - Tekstslide

De komende periode: H4: goed gemaakt?
1) Produceren, bedrijfskolom, toegevoegde waarde en kosten

2) Ondernemen, investeren/productiefactoren, winst/verlies

3) Mechanisatie/automatisering

4) Milieuschade, duurzaam produceren, recycling

Slide 44 - Tekstslide

De komende periode: H4: goed gemaakt?
1) Produceren, bedrijfskolom, toegevoegde waarde en kosten

2) Ondernemen, investeren/productiefactoren, winst/verlies

3) Mechanisatie/automatisering

4) Milieuschade, duurzaam produceren, recycling

Slide 45 - Tekstslide

De komende periode: H4: goed gemaakt?
1) Produceren, bedrijfskolom, toegevoegde waarde en kosten

2) Ondernemen, investeren/productiefactoren, winst/verlies

3) Mechanisatie/automatisering

4) Milieuschade, duurzaam produceren, recycling

Slide 46 - Tekstslide

De komende periode: H4: goed gemaakt?
1) Produceren, bedrijfskolom, toegevoegde waarde en kosten

2) Ondernemen, investeren/productiefactoren, winst/verlies

3) Mechanisatie/automatisering

4) Milieuschade, duurzaam produceren, recycling

Slide 47 - Tekstslide

bedrijfskolom
Brood

Slide 48 - Tekstslide

Huiswerk
Plaatjes bedrijfskolom brood: zie pagina 98 en 99
Welke bedrijven zitten in de bedrijfskolom van:
1) Koffie
2) Staal in auto's
  --> noem minimaal 3-4 verschillende stappen/bedrijven

3) wat is toegevoegde waarde?

Slide 49 - Tekstslide