Review lesson

Past simple
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Past simple

Slide 1 - Tekstslide

Je gebruikt de Past Simple als...
A
iets gebeurd is in de toekomst
B
iets iedere dag gebeurt
C
iets gebeurd is in het verleden en afgerond is
D
iets nog niet gebeurd is

Slide 2 - Quizvraag


Wat is de Past Simple van go
A
gone
B
went
C
goed
D
goes

Slide 3 - Quizvraag


Wat is de Past Simple van tell
A
told
B
tolded
C
telled
D
tolt

Slide 4 - Quizvraag


Wat is de Past Simple van think
A
tought
B
taught
C
thought
D
thinked

Slide 5 - Quizvraag


Wat is de Past Simple van see
A
saw
B
seen
C
see
D
seed

Slide 6 - Quizvraag

Maak een positieve zin:
My sister .......... (play) the guitar last year.

Slide 7 - Open vraag

Maak een correcte vraag van deze zin:
They ....... (go) home after school yesterday?

Slide 8 - Open vraag


Wat is de Past Simple van help
A
helping
B
helped
C
helps
D
help'd

Slide 9 - Quizvraag


Wat is de Past Simple van work
A
works
B
worked
C
working
D
work

Slide 10 - Quizvraag


Wat is de Past Simple van study
A
studyd
B
studyied
C
studyed
D
studied

Slide 11 - Quizvraag


Wat is de Past Simple van buy
A
buyed
B
bought
C
boughd
D
bught

Slide 12 - Quizvraag


I ..... a sandwich yesterday.
A
eat
B
drink
C
drank
D
ate

Slide 13 - Quizvraag


We ..... on holiday 2 years ago.
A
go
B
went
C
been
D
walked

Slide 14 - Quizvraag

Comparisons

Slide 15 - Tekstslide

Comparisons 
In het Nederlands noemen we ze trappen van vergelijkingen.
Gebruik: Om mensen of dingen te beschrijven
Je vergelijkt ze met elkaar. 
Comparative: Vergrotende trap
  Superlative: Overtreffende trap. 
C
B
A
Box A is small.
Box B is smaller than box A.
Box C is the smallest of all.

Slide 16 - Tekstslide

Comparisons 
Woorden van 1 lettergreep/syllable:
- Vergrotende trap: -er
- Overtreffende trap: -est
old
older
oldest

Slide 17 - Tekstslide

Comparisons 
Woorden van 3 lettergrepen of meer:
- Vergrotende trap: more 
- Overtreffende trap: most
expensive
more expensive
the most expensive

Slide 18 - Tekstslide

Comparisons 
KORTE Woorden - van 2 lettergrepen - eindigend op -le/-er/-ow/-y
- Vergrotende trap: -er
- Overtreffende trap: -est

small - smaller - the smallest
LANGE Woorden van 2 lettergrepen - niet eindigend op -le/-er/-ow/-y
- Vergrotende trap: more
- Overtreffende trap: most

expensive - more expensive - the most expensive 


Slide 19 - Tekstslide

Onregelmatige vormen 

Slide 20 - Tekstslide

Welk rijtje is juist?
A
Good - Better - Best
B
Good - Gooder - Goodest
C
Beautiful - Beautifuler - Beautifulest
D
Small - More small - Most small

Slide 21 - Quizvraag

Welk rijtje klopt niet?
A
nice - nicer - nicest
B
happy - happier - happiest
C
bad - badder - baddest
D
beautiful - more beautiful - most beautiful

Slide 22 - Quizvraag

It is _____ to find good football players.
A
more difficult
B
difficulter
C
most difficult
D
difficultest

Slide 23 - Quizvraag

Adele is famous. Lady Gaga is _____,
Michael Jackson is _____!
A
more famous, the most famous
B
famouser, the most famous
C
famouser, the famousest
D
more famouser, most famous

Slide 24 - Quizvraag

Relative Pronouns
Relative pronoun verwijst naar:
Who
which
that
whose

persoon
dier, ding
ipv who/which; zonder komma
bezit 
Na een komma gebruik je nooit 'that'

Slide 25 - Tekstslide

That group is _____ the other group.
A
the more serious
B
the most serious
C
more serious than
D
most serious than

Slide 26 - Quizvraag