Lektion 3
1 / 25
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Vul de juiste vorm van het werkwoord in
(kommen) Du ................ morgen zu Schule, oder?
(kommen) Du ................ morgen zu Schule, oder?
Slide 10 - Open vraag
Vul de juiste vorm van het werkwoord in
(zeigen) Tim ______________ mir das Gebäude
(zeigen) Tim ______________ mir das Gebäude
Slide 11 - Open vraag
Vul de juiste vorm van het werkwoord in
(spielen) Lejan und Damian _______________ draußen
(spielen) Lejan und Damian _______________ draußen
Slide 12 - Open vraag
Vul de juiste vorm van het werkwoord in
(bleiben) ____________ ihr noch etwas länger?
(bleiben) ____________ ihr noch etwas länger?
Slide 13 - Open vraag
Vul de juiste vorm van het werkwoord in
(kennen) Shana _____________ ihre Schüler nicht
(kennen) Shana _____________ ihre Schüler nicht
Slide 14 - Open vraag
Vul de juiste vorm van het werkwoord in
(besuchen) Ja, ich ______________ das Musuem noch in der Zukunft
(besuchen) Ja, ich ______________ das Musuem noch in der Zukunft
Slide 15 - Open vraag
Vul de juiste vorm van het werkwoord in
(heißen) Frau Janssen, wie _____________ deine Nachbarn?
(heißen) Frau Janssen, wie _____________ deine Nachbarn?
Slide 16 - Open vraag
Vul de juiste vorm van het werkwoord in
(testen) ____________ ihr die neue Computers aus?
(testen) ____________ ihr die neue Computers aus?
Slide 17 - Open vraag
Vul de juiste vorm van het werkwoord in
(reisen) Du __________ mit dem Zug nach Frankreich
(reisen) Du __________ mit dem Zug nach Frankreich
Slide 18 - Open vraag
Vul de juiste vorm van het volt. dw in
(spielen) Habt ihr schön draußen ____________
(spielen) Habt ihr schön draußen ____________
Slide 19 - Open vraag
Vul de juiste vorm van het volt. dw in
(füttern) Hast du auch die Tiere ____________
(füttern) Hast du auch die Tiere ____________
Slide 20 - Open vraag
Vul de juiste vorm van het volt. dw in
(brauchen) Ich habe das Buch für meinen Vortrag _________
(brauchen) Ich habe das Buch für meinen Vortrag _________
Slide 21 - Open vraag
Vul de juiste vorm van het volt. dw in
(fotografieren) Ich habe viele Tiere ________
(fotografieren) Ich habe viele Tiere ________
Slide 22 - Open vraag
Vul de juiste vorm van het volt. dw in
(wohnen) Ich habe in Wien ____________
(wohnen) Ich habe in Wien ____________
Slide 23 - Open vraag
Vul de juiste vorm van het volt. dw in
(hört) Du hast eine Lüge ___________?
(hört) Du hast eine Lüge ___________?
