In deze les zitten 21 slides, met interactieve quiz en tekstslides.
Lesduur is: 14 min
Onderdelen in deze les
Welkom vandaag
Planning vandaag
Vragen?
Planning overzicht
Uitleg
Aan de slag
Neem plaats
Nodig een pen
Planning
Vooral oefenen voor de toets
Slide 1 - Tekstslide
Metriek stelsel leerdoelen
Je kent de verschillende voorvoegsels van het metriekstelsel
Je kunt omrekenen met behulp van het metriekstelsel, ook als het om een onbekende eenheid gaat.
Je kunt oppervlaktematen ( ) omrekenen
Je kunt inhoudsmaten ( en liter) omrekenen
Je kunt tijdsaanduidingen omrekenen
m2
m3
Slide 2 - Tekstslide
Metriekstelsel
Noteer voor jezelf het metriekstelsel (zie hieronder) en bedenk: 1 km= 1000 m
---------> keer X vermenigvuldigen
km- hm- dam- m- dm- cm- mm
delen / : <---------
factor 10
oppervlakte: factor 100 (vierkante ...)
inhoud: factor 1000 (kubieke ...)
Klas 1
komma opschuiven
km2−hm2−dam2−
km3−hm3−dam3−
km1−hm1−dam1−
km−hm−dam−
1 l = 1
1 ml= 1
dm3
cm3
Slide 3 - Tekstslide
Uit je hoofd leren!
Slide 4 - Tekstslide
Tijd omrekenen
We zeggen dat we een 1 uur en 15 minuten onderweg geweest zijn. Maar voor het rekenen met tijd moet dit worden
omgezet /vertaald naar het aantal uren/minuten/secondes
(wat ook gevraagd wordt).
1 h en 30 minuten is 1 h+ 30/60 of 1/2 of 0,5 h =1,5 h
1 h en 15 minuten is 1 h + 15/60 of 1/4 of 0,25 h = 1,25 h
1 h en 10 minuten is 1 h + 10/60 of 0,1667 h = 1,1667 h
Slide 5 - Tekstslide
Rekenen: symbolen
26=3
[?][?]=
Betekenis
hoe
voorbeeld
vermenigvuldigen of keer
* of X of .
2*3=6
2X3=6
2.3=6
delen
: of / of
6:2=3
6/2=3
Slide 6 - Tekstslide
Lesdoelen aan het eind van de les weet je
dat spanning U gemeten wordt in Volt (V)
dat stroomsterkte I gemeten wordt in Ampére (A)
het vermogen (P) uitgedrukt wordt in Watt (W)
de formule P=U*I met de eenheden en grootheden
Slide 7 - Tekstslide
Rekenen met vermogen
Uit je hoofd leren
Slide 8 - Tekstslide
Rekenen
Rekenen met het vermogen:
Beter:
Uit je hoofd leren
Slide 9 - Tekstslide
P = U x I
P = vermogen in watt (W)
U = spanning in volt (V)
I = stroomsterkte in ampère (A)
Opgave:
Door een computer loopt 3 Ampère stroom. Het stopcontact levert 230 V
Hoe groot is het het vermogen van deze computer?
Uit je hoofd leren!
Slide 10 - Tekstslide
antwoord
Gegevens U = 230 F
I = 3 A
Gevraagd Wat is het vermogen in W?
Formule P = U x I
Uitwerking P = 230 x 3 = 690 Watt
Antwoord Het vermogen is 690 W
Slide 11 - Tekstslide
vermogen: leerdoelen
Aan het eind van de les weet/kun je
dat je met een formule van 3 onbekenden en 2 zijn gegeven je de 3e kunt uitrekenen
je kent de formule
je kunt met deze formule rekenen: ook U of I uitrekenen
Je weet wat grootheden zijn en je weet wat eenheden zijn
P=U⋅I
Slide 12 - Tekstslide
Afronden Aantal cijfers
Gebruik 4 cijfers
1234
123,4
12,34
1,234
0,1234 0 voor de komma telt niet mee
0,01234 of 0,1234 of 0,0001234
Kijk naar de eerste decimaal die weggelaten wordt:
>5 naar boven=1 hoger afronden
<5 naar beneden= 1 lager afronden
Slide 13 - Tekstslide
Neem over!
Als je met meter werkt, dan moet de tijd in seconden zijn.
Werk je met km dan is de tijd in uren!
! m/s de schuine streep betekent per er staat m/s = meter per seconde
Grootheid
Symbool
Eenheid
Eenheid
Formule
tijd
t
s
h
t= s:v
afstand
s
m
km
s=v*t
snelheid
v
m/s
km/h
v=s:t
v=ts
s=v.t
t=vs
Uit je hoofd leren
Slide 14 - Tekstslide
Gebruik het stappenplan:
1 Gevraagd: in welke eenheid?
2 Gegeven? Wat weet je?
3 Formule
Let op eenheden: dus eventueel omrekenen
Formule invullen: noteer de getallen zoals je ze in de rekenmachine invoert
Noteer antwoord: let op overdrijf niet met het aantal getallen; rond af en laat het getal in je rekenmachine staan, zodat je daar eventueel mee verder rekent.
Is het antwoord logisch?
Is het in de gevraagde eenheid/eenheden? Niet? Dan omrekenen naar juiste (zie 2)
4 Antwoord met eenheid
5 Check met gevraagd (2)
Slide 15 - Tekstslide
Huiswerk voor volgende week
Oefenen met het metriek stelsel.
Je kunt de toets elke keer opnieuw maken.
Formules uit je hoofd leren voor snelheid.
Check de sommen van module 2, wat moet ik nog uitleggen?
Ook de bronnen!
Oefenen met het rekenen met tijd; zie planner
Slide 16 - Tekstslide
Een motorrijder rijdt 20 minuten met een snelheid van 90 km/h. Hoeveel km legt hij in die tijd af?
Gevraagd
Gegeven
Formule
Omrekenen
Invullen
Antwoord
Slide 17 - Tekstslide
Een motorrijder rijdt 20 minuten met een snelheid van 90 km/h. Hoeveel km legt hij in die tijd af?
Gevraagd
de afgelegde weg in km
Gegeven
tijd=t=20 min en snelheid=v=90 km/h
Formule
Omrekenen
20 minuten = 20/60= 0,33 h
Invullen
s=90*0,33=29,7 km
Antwoord
De motorrijder leg 29,7 km af.
s=v.t
Slide 18 - Tekstslide
Een auto legt een afstand van 94,5 meter af met een gemiddelde snelheid van 21 m/s. Hoe lang duur de rit in s?
Gevraagd
Gegeven
Formule
Omrekenen
Invullen
Antwoord
Slide 19 - Tekstslide
Een auto legt een afstand van 94,5 meter af met een gemiddelde snelheid van 21 m/s. Hoe lang duurt de rit in s?
Gevraagd
de tijd in s
Gegeven
afstand s=94,5 m snelheid v= 21 m/s
Formule
Omrekenen
nee
Invullen
94,5/21= 4,5 s
Antwoord
De auto doet er 4,5 s over
s=v.t
t=vs
v=ts
t=vs
Slide 20 - Tekstslide
Heb je nog vragen? schrijf ze op en stel ze aan je docent.