Taalverzorging 5 plot26

Werkwoordspelling
Taalverzorging 5 plot26
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Werkwoordspelling
Taalverzorging 5 plot26

Slide 1 - Tekstslide

Werkwoordspelling
Verschillende soorten werkwoorden:

  • persoonsvorm tegenwoordige tijd
  • persoonsvorm verleden tijd
  • voltooid deelwoord
  • voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
  • gebiedende wijs
  • infinitief

Allemaal hebben ze hun eigen regels, daarom moet je eerst goed weten om welk soort werkwoord het gaat voordat je het goed kunt schrijven!

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Zet in de v.t.
De directeur verantwoordt zijn keuzes aan het management.

Slide 4 - Open vraag

Zet in de v.t.
De zoon van Herman barbecuet altijd als het boven de 20 graden is.

Slide 5 - Open vraag

Zet in v.t.
De leerlingen lunchen altijd op het schoolplein na de les.

Slide 6 - Open vraag

Zet in t.t.
De buurman maaide het gras iedere dag.

Slide 7 - Open vraag

Zet in t.t.
De leerling verwoordde zichzelf goed.

Slide 8 - Open vraag

Zet in t.t.
Lewis Hamilton racete met volle snelheid over de finish.

Slide 9 - Open vraag

Zet in t.t.
De docent vermoedde dat zij had afgekeken.

Slide 10 - Open vraag

Samen hebben ze hun huis ... (opknappen)

Slide 11 - Open vraag

De hovenier heeft opnieuw gras ... (zaaien).

Slide 12 - Open vraag

Verbeter:
Monica betaald haar rekeningen altijd net te laat.

Slide 13 - Open vraag

Bijvoeglijk naamwoord
1) Normaal bijgoeglijk naamwoord
De zware tas.
2) Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
De zilveren ketting.
De plastic beker.
3) Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord ( schrijf je zo kort mogelijk, maar uitspraak moet hetzelfde blijven)
De e-mail is beantwoord. --> De beantwoorde e-mail.
De foto is vergroot. --> De vergrote foto.
De schat is gevonden. --> De gevonden schat. (de -n blijft staan!)

Slide 14 - Tekstslide

Wat moet op de puntjes staan?
De ... (glas) ruit.

Slide 15 - Open vraag

Wat moet op de puntjes staan?
Op de ... (verbreden) snelweg zijn nu veel minder files.

Slide 16 - Open vraag

Wat moet op de puntjes staan?
De ... (lopen) marathon eiste zijn tol.

Slide 17 - Open vraag

Wat moet op de puntjes staan?
De ... (redden) zeehondjes zijn goed aangesterkt.

Slide 18 - Open vraag