D-toets werkwoordspelling
1. Tegenwoordige tijd + OW
ik-vorm
ik-vorm+t
('lopen')
2. Verleden tijd + OW
ik-vorm + te(n)
ik-vorm + de(n)
3. Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoordEerst VD van maken, dan zo kort mogelijk. Meestal +e (let op: 2 uitzonderingen)
4. Voltooid deelwoord
'T eX KoFSCHiP
Hulpwerkwoord (hebben, zijn, worden)
5. Combinatieoefening
Alles door elkaar (PV TT, PV VT, INF, VD, OD, VD BN)