Bij Contact! 1 Th5 oefening 3 Hulpwerkwoorden

Modale werkwoorden
Mogen/willen/moeten/kunnen/zullen/gaan
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2BasisschoolGroep 6

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Modale werkwoorden
Mogen/willen/moeten/kunnen/zullen/gaan

Slide 1 - Tekstslide

Modale werkwoorden
Plek: 
modale hulpwerkwoord op de tweede plek 
hele werkwoord (=infinitief) helemaal achteraan. 

Ik ga om een uur even lunchen.

Slide 2 - Tekstslide

Voorbeelden
Ik kan alleen in de ochtend werken.
Hij mag op straat fietsen.
Zij moet altijd thuis schoonmaken.
Hij wil heel graag later studeren.
Ik zal dit volgende week voor u doen.

Modale werkwoorden geven een speciale betekenis aan de zin.

Slide 3 - Tekstslide

Uitleg (explanation)
We nemen een stereotype sprookje (fairytale). 
De prins wil met een meisje dansen. 

De meest logische vraag in die situatie is: 
Wil je met me dansen? 
Maar wat als we wil vervangen door een ander werkwoord?

Slide 4 - Tekstslide

willen
conjugation

Slide 5 - Tekstslide

Maak de vraag.

Je vraagt aan Mohamed of hij deze week op zondag wil werken.
W ................

Slide 6 - Open vraag

kunnen
conjugation

Slide 7 - Tekstslide

Maak de vraag.
Je vraagt aan mevrouw Derwani of ze met een vrachtwagen kan autorijden.
K................

Slide 8 - Open vraag

mogen

Slide 9 - Tekstslide

Maak de vraag.

Je vraagt aan een kind of hij hier zonder papa en mama mag fietsen.
M................

Slide 10 - Open vraag

moeten
conjugation

Slide 11 - Tekstslide

Maak de vraag.
Je vraagt aan je baas of je de notulen moet schrijven.
M....

Slide 12 - Open vraag

zullen
conjugation
(future)

Slide 13 - Tekstslide

Maak de vraag.

Je vraagt aan je partner of je de boterhammen voor de kinderen zal smeren.
Z....

Slide 14 - Open vraag

Ik         ga    vandaag    met jou    in Gouda    dansen    tot de ochtend.
wie/wat
subject
onderwerp
Verbum 1
persoonsvorm
  Tijd
Manier
Plaats
Verbum 2
Infinitief 
Hele werkwoord
Deel met een prepositie

Slide 15 - Sleepvraag

Mogen/willen/moeten/kunnen/zullen/zouden

Slide 16 - Tekstslide

Maak de zin. Denk aan de vorm

binnen de lijnen + moeten + ik + parkeren

Slide 17 - Open vraag

Maak de zin. Denk aan de vorm

horen + kunnen + ik + niet goed

Slide 18 - Open vraag

Maak de zin. Denk aan de vorm

vandaag op mijn werk + bellen + mogen + jij

Slide 19 - Open vraag

Maak de zin. Denk aan de vorm

gaan + wij + pauzeren + nu

Slide 20 - Open vraag

Maak de zin. Denk aan de vorm

bezoeken + hij + zullen + zijn familie in Griekenland

Slide 21 - Open vraag

Mogen/willen/moeten/kunnen/zullen/zouden

Slide 22 - Tekstslide