9.4 Ziek deel 1

9.4 Ziek
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

9.4 Ziek

Slide 1 - Tekstslide

Lesplanning 
  • Wat weten we nog?
  • Leerdoelen
  • Keuze: uitleg 9.4 deel 1 of zelfstandig aan het werk
  • Opdrachten

Slide 2 - Tekstslide

Op welke manier kan je afkoelen?
A
Aanspannen van spieren
B
Zweten
C
Water uitademen
D
Rillen

Slide 3 - Quizvraag

Hoe heet de bovenste huidlaag die kan vervellen?

Slide 4 - Open vraag

Vul op de juiste plekken in, kijk goed naar de pijlen.
daalt
nauwer
stijgt
wijder
rillen
zweten

Slide 5 - Sleepvraag

Door rillen ontstaat extra...
A
Kou
B
Warmte

Slide 6 - Quizvraag

Leerdoelen
Aan het einde van deze les kun je:
  • voorbeelden van micro-organismen noemen.
  • het verschil tussen micro-organismen en ziekteverwekkers uitleggen.
  • uitleggen hoe ziekteverwekkers je lichaam kunnen binnendringen.
  • het verloop van een infectieziekte beschrijven.
  • de algemene afweer van het lichaam beschrijven.
  • de specifieke afweer van het lichaam beschrijven.

Slide 7 - Tekstslide

Keuze
  • meedoen met de uitleg (maak aantekeningen!)
  •  zelfstandig leren
  • opdrachten maken

Slide 8 - Tekstslide

Ziek worden

Micro-organismen = bacteriën, schimmels en virussen.

Micro-organismen waar je ziek van wordt, zijn ziekteverwekkers.
  • bacteriën: afgifte giftige stoffen en veroorzaken ontstekingen.
  • schimmels: afgifte giftige stoffen.
  • virussen: dringen cellen binnen en vermeerderen. Als cel 'ontploft' komen virussen vrij en verspreiden.

Slide 9 - Tekstslide

Infectieziekte ontstaat door ziekteverwekker. Voorbeelden:
  • verkoudheid: verkoudheidsvirus gaat in slijmvliescellen zitten. Die zwellen op -> loopneus/niezen/hoesten -> verspreiding virus.
  • griep: verspreiding verloopt hetzelfde.

Infectie in lichaam: je hebt 
een besmetting/infectie.

Verspreiding door druppeltjes in lucht 
of handcontact. Ziekteverwekkers
komen via mond, neus, geslachts-
organen of wondje in je lichaam.

Slide 10 - Tekstslide

Verloop van infectieziekte
Ziekteverwekker dringt binnen: je bent besmet.

Wat is de incubatietijd? Wat gebeurt er dan met de ziekteverwekkers?

Symptomen: ziekteverschijnselen (bv. hoofdpijn/misselijkheid).

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Afweer
Afweer = uitschakelen van ziekteverwekkers door je lichaam.

Welke cellen waren ook alweer verantwoordelijk voor de afweer?

Slide 13 - Tekstslide

Afweer
Witte bloedcellen ontstaan in beenmerg, rijpen in lymfeklieren, twee typen:
  • vreetcellen (algemene afweer): gaan uit de bloedvaten en sluiten bacteriën in bij ontstoken wond. Daarna gaan de vreetcellen dood, pus/etter uit de wond zijn alle resten.
  • antistofcellen: cellen die antistoffen maken.

Slide 14 - Tekstslide

Hoe worden ziekteverwekkers herkend?
Alle cellen hebben herkenningseiwitten aan buitenkant van de cel: antigenen. Twee soorten:
  • lichaamseigen: antigenen van je eigen cellen
  • lichaamsvreemd: antigenen op ziekteverwekkers. 

Als een antigen lichaamsvreemd 
is, maken witte bloedcellen 
de antistoffen. Die passen
precies op het antigen van die
ziekteverwekker.

Slide 15 - Tekstslide

Antistofcellen = witte bloedcellen die antistoffen maken.

Slide 16 - Tekstslide

Algemene/specifieke afweer
  • algemene afweer 
  • Specifieke afweer 

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Samengevat
  • Ziekteverwekker is een micro-organisme die je ziek maakt.
Witte bloedcellen worden gemaakt in beenmerg en kunnen vreetcel of antistofcel zijn.

  • Als een ziekteverwekker binnenkomt, kunnen er twee dingen gebeuren:
  1. algemene afweer: vreetcellen 'eten' de ziekteverwekker op.
  2. Specifieke afweer: witte bloedcel maakt antistoffen die precies op die antigenen passen -> antistoffen koppelen ziekteverwekkers -> vreetcellen eten de ziekteverwekkers op.

Slide 19 - Tekstslide

Leerdoelencheck!

Slide 20 - Tekstslide

Een bacterie is een ziekte-verwekker.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quizvraag

In de incubatietijd kun je niemand besmetten.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quizvraag

Welke stoffen worden aangemaakt bij de specifieke afweer?
A
Antigenen
B
Antistoffen
C
Vreetcellen
D
Antistofcellen

Slide 23 - Quizvraag

Wat voor soort stof is een antigen?
A
cel
B
eiwit
C
hormoon
D
enzym

Slide 24 - Quizvraag

Opdrachten
Basis: 3, 5, 6, 8 t/m 11 en 13
Verdieping: -
Extra oefening: 4, 7 en 12

Slide 25 - Tekstslide

Microscopie bloedcellen
  • Je kunt een microscopische tekening maken van een rode en witte bloedcel.
  • Je kunt verschillen in functies en uiterlijk benoemen tussen rode en witte bloedcellen.

Opdracht: maak een tekening van een rode en een witte bloedcel. 

Slide 26 - Tekstslide