Tijdvak 1

H1 De tijd van jagers en boeren
Tijdvak 1
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

H1 De tijd van jagers en boeren
Tijdvak 1

Slide 1 - Tekstslide

Introductie
 Praktisch:
- Ipad/boeken
- Studiewijzer/flexlokaal
- PTA
Werkwijze:
- Ongeveer 1 kenmerkend aspect per les
- Uitleg/aantekeningen/verwerking
- Feedback op opdrachten (via teams inleveren)

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
- Hoe verspreidde de moderne mens zich over de wereld?
- Wat was de levenswijze van de Jagers-verzamelaars?
- Wat was de oorzaak voor de Neolithische revolutie?
- Wat waren de kenmerken van de landbouwsamenleving? 

Slide 3 - Tekstslide

Kenmerkend aspect


de levenswijze van jagers-verzamelaars

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Kenmerkend aspect


het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen

Slide 6 - Tekstslide

Wanneer eindigde de prehistorie?

Slide 7 - Woordweb

Slide 8 - Video

'De prehistorie'
- De tijd van de ongeschreven bronnen.
* Jagers-verzamelaars
* Boeren

Slide 9 - Tekstslide

Ontwikkeling moderne mens
Evolutie van de mens. 
Homo Sapien: 
- gesproken taal
- delen van kennis (collectief leren)
- Symbolisch denken

Slide 10 - Tekstslide

Kenmerken van de Jagers-Verzamelaars
- Nomaden, leefden in eenvoudige hutten.
* Hoe meer natuurlijke voedselbronnen, hoe groter de groepen.
* Carrying capacity (draagkracht van een gebied) 
- Jagen/verzamelen

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Noem twee gevolgen van de Neolithische revolutie.

Slide 13 - Open vraag

Slide 14 - Tekstslide

Wat is de definitie van een revolutie?

Slide 15 - Open vraag

Neolitische revolutie
- Ingrijpende verandering: middel van bestaan veranderde.
-Oorzaken: kennis en. veranderingen in het klimaat. 
- Door natter klimaat was er meer voedsel,
hierdoor werd rondtrekken minder noodzakelijk. 
- De groepen konden groeien. 
- Door de groepsgrootte werden. de mensen 
uiteindelijk gedwongen om over te stappen. 

Slide 16 - Tekstslide

Gevolgen van de landbouw
Landbouw werd vanuit het Midden-Oosten verspreid.
Mensen gingen sedentair leven. (vaste woonplek)
Mensen maakten en gebruikten meer en andere voorwerpen.
De landbouwsamenleving zorgden ook voor meer sociale verschillen. 

Slide 17 - Tekstslide

Kenmerkend aspect


het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen

Slide 18 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kan uitleggen dat op verschillende plekken op de wereld verschillende samenlevingen zich ontwikkelde rond 3000 v chr.
Je kan verklaren waarom in het Midden-Oosten de eerste steden ontstonden. 
Je kan het begrip stadstaten uitleggen.
Je kan verklaren waarom het schrift werd uitgevonden
Je kan beschrijven hoe de Egyptische staat eruit zag.
Je kan uitleggen waar de Egyptische heersers hun macht aan ontleenden
Je kan uitleggen waarom het hiernamaals een grote rol speelde bij de Egyptenaren .

Slide 19 - Tekstslide

Leg uit dat landbouwsamenlevingen tot meer sociale verschillen leidden.

Slide 20 - Open vraag

Prehistorische culturen Nederland
De kennis over de landbouw verspreidde zich langzaam.
Rond 5000 v chr. eerste boeren in Zuid-Limburg (Bandkeramiekers)

Rond 3000 v Chr. in Drenthe (Trechterbekercultuur)

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Slide 23 - Tekstslide

vanaf 6.000 voor Chr. 
(in Mesopotamië)
Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen

Slide 24 - Tekstslide

Irrigatielandbouw Mesopotamië
Deel van de boeren trok na een poosje weg naar de rivieren.
In de buurt van de rivieren was minder regenval, en daar waren de boeren afhankelijk van de rivieren. 
Daarom bedachten zij een irrigatiesysteem
Eufraat en Tigris overstroomden in het voorjaar. 

Slide 25 - Tekstslide

Irrigatielandbouw in Egupte
- Vruchtbare halve maan ->veel oogst
- Overstromingen zorgen voor slib  
- Irrigatielandbouw: dammetjes, dijken en kanalen

Slide 26 - Tekstslide

Gevolgen irrigatiesysteem
Over de verdeling van het water waren goede afspraken nodig.
- Samenwerken met elkaar.
- Boeren die meer oogsten (= meer bezit) kregen meer aanzien en macht.
- Uiteindelijk ontstaat hierdoor een leider (koning) 
- Sommige dorpen groeiden uit tot steden met omringend platteland (stadstaten)

Slide 27 - Tekstslide

Wat maakt iets een stad?

Slide 28 - Woordweb

Kenmerken eerste steden
- Meeste mensen waren boer, maar de boeren hadden al. wel specialisaties. 
- Een deel van de bevolking hoefde geen boer te zijn vanwege de hoge opbrengst. (specialisatie in beroepen)
- Vervaardigen van hoogwaardige kunstvoorwerpen (tempels, paleizen, tempels)
- In de stad was een sterke hierarchië

Slide 29 - Tekstslide

Beschaving in Mesopotamië

-Irrigatielandbouw
-Eufraat en Tigris
-Polytheïsme
-Spijkerschrift
-Meerdere staten in een gebied
-Koning regeert namens de goden



Beschaving in Egypte

  • -Irrigatielandbouw
  • -Nijl
  • -Polytheïsme
  • -Hiërogliefen
  • -een natiestaat
  • -Koning wordt vereerd als god en is hoofdpriester

Slide 30 - Tekstslide

Staatsvorming
- In sommige delen van het Midden-oosten gingen stadstaten samenwerken. 
- Koning streefde ernaar om wetten en regels 
in te stellen die golden voor alle inwoners
- Lange tijd Mesopotamië onder leiding 
van Stadstaat Babylon.Daarna: assyrische rijk. 
-  Ook in Egypte ontstonden staten.
Boven en beneden- Egypte werden verenigd door de koning van 
boven Egypte: de eerste farao Narmer. 

Slide 31 - Tekstslide

Farao's en koningen
Ontlenen hun machtspositie aan:
1. Ambtenarij en het leger
2. Het belastingsysteem
3. Goddelijke legitimatie
4. Propaganda 

Slide 32 - Tekstslide

Hiernamaals
Egyptenaren geloofden dat het hiernamaals een soort paradijs was.
De geest keerde wel elke dag terug naar het lichaam op aarde, daarom moest dat goed verzorgd worden. 
Hoe rijker men was, hoe meer aandacht voor het hiernamaals. 

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Video

In 1274 v. Chr. vond er een veldslag plaats tussen de legers van de Hittitenkoning Muwatali II en de Egyptische farao Ramses II. Tijdens de slag werden door de Egyptenaren 2.000 strijdwagens met ieder drie soldaten ingezet. De Hittiten hadden 3.000 strijdwagens met elk twee soldaten. Daarnaast hadden beide legers meer dan 10.000 voetsoldaten tot hun beschikking.
Hieruit kun je concluderen dat zowel bij de Hittiten als bij de Egyptenaren sprake was van een landbouwsurplus.
2p Leg dit uit.

Slide 35 - Open vraag