Com jr 1 p 2 LSD en Soorten vragen

Les 2 
LSD + Soorten vragen
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
CommunicatieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Les 2 
LSD + Soorten vragen

Slide 1 - Tekstslide

Vorige week hebben we het gehad over actief luisteren. Noem 3 kenmerken.

Slide 2 - Open vraag

Slide 3 - Tekstslide

Vandaag... 

.... gaan we gebruik maken van LSD ;)  
LSD staat voor Luisteren, Samenvatten en Doorvragen

Luisteren: voor luisteren is een actieve houding nodig. Daarnaast moet je selectief luisteren. 
Dit betekent dat je filtert en de kern uit het gesprek herhaalt. 

Slide 4 - Tekstslide

Samenvatten
Samenvatten wil zeggen dat je het verhaal van de cliënt kort en helder in je eigen woorden  herhaalt en controleert of dit klopt. 


Waarom is het goed om samen te vatten?  

Slide 5 - Tekstslide

functie samenvatten

Je checkt of je de ander goed begrijpt
je helpt om de rode draad vast te houden
je stelt de ander gerust: 'ik luister echt naar je'
Je bouwt een brug naar het volgende onderwerp

Slide 6 - Tekstslide

LSD: Doorvragen
Door goed op te letten - wat zegt de ander en wat zegt hij/zij juist niet? - kun je op het  juiste moment de goede vragen stellen. 

Je kunt vage uitspraken verhelderen (wat bedoel je met 'de laatste tijd'?) 
Ook kun je algemene uitspraken concreet maken ('kun je een voorbeeld geven? ) 

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Wat is het effect van LSD in een gesprek?

Slide 9 - Open vraag

Parafraseren 
parafraseren betekent letterlijk: herformuleren
Je herhaalt een kort stukje van iemands verhaal in je eigen woorden. 

Je kunt een parafrase beginnen met: 'als ik goed naar je luister...'

Het verschil met een samenvatting is dat een samenvatting gaat over een groter deel van het verhaal.

Slide 10 - Tekstslide

Soorten vragen
  • open vragen
  • gesloten vragen
  • keuzevragen
  • reflecterende vragen
  • confronterende vragen
  • dubbele vragen
  • suggestieve vragen
  • de 'waarom'-vraag

Slide 11 - Tekstslide

open vraag
Een open vraag is een vraag waarop meerdere antwoorden mogelijk zijn. 

Geef de ander ook even bedenktijd. Open vragen beginnen vaak met 'wat of hoe'. 

in een intakegesprek horen vooral open vragen. 

Slide 12 - Tekstslide

Stel 2 open vragen (bijvoorbeeld die je in een intake zou kunnen stellen)

Slide 13 - Open vraag

gesloten vraag
Op een gesloten vraag is in feite maar één antwoord mogelijk: bijv. Heb je daar al lang last van?

Deze vragen beginnen vaak met een werkwoord of wie, wat, waar, wanneer.  
(In tegenstelling tot open vragen die beginnen met 'wat of hoe' dus: 'hoe lang heb je daar al last van?' 

Slide 14 - Tekstslide

Keuzevraag 
Een keuzevraag laat de ander uit twee of meer alternatieven kiezen. Jonge kinderen, mensen met een beperking of ouderen met dementie kun je helpen door het stellen van een keuzevraag. 

Bijv: "wilt u nu onder de douche of liever vanavond?"

Slide 15 - Tekstslide

Reflecterende vraag
Een reflecterende vraag laat de ander over zijn eigen situatie, gevoel of rol nadenken. 
Een reflecterende vraag is altijd een open vraag
Het geeft de ander meer inzicht in zichzelf. 

Bijv: Als je het opnieuw zou kunnen doen, hoe zou je het dan aanpakken?

Slide 16 - Tekstslide

"Welke klachten heeft uw moeder?"
Dit is een...
A
open vraag
B
gesloten vraag
C
keuze vraag
D
reflecterende vraag

Slide 17 - Quizvraag

Wilt u kaas of worst op brood?

Dit is een...
A
open vraag
B
gesloten vraag
C
keuzevraag
D
reflecterende vraag

Slide 18 - Quizvraag

Hoe kijk je terug op jouw manier van leidinggeven?
Dit is een...
A
open vraag
B
gesloten vraag
C
keuzevraag
D
reflecterende vraag

Slide 19 - Quizvraag

Confronterende vragen
Een confronterende vraag is een vraag waarin je de ander duidelijk maakt dat hij/zij iets tegenstrijdigs heeft in zijn houding of verhaal. 

Bijv: Je zegt dat je betrokken bent, maar je zit onderuit gezakt en je kijkt op je smartphone. Kun je dat toelichten?

Slide 20 - Tekstslide

dubbele vraag
Een dubbele vraag is een combinatie van 2 (of meer) vragen. "zullen we die afspraak naar volgende week verplaatsen en Jan erbij vragen of vind je het prettiger om Susan eerst bij te praten?"

Beter stel je geen dubbele vragen, want deze leiden vaak tot verwarring.

Slide 21 - Tekstslide

suggestieve vragen
Suggestieve vragen sturen naar een gewenst antwoord. Dit soort vragen biedt de ander geen ruimte. Je krijgt meestal een sociaal wenselijk antwoord. 
Bijv: "Daar heb je zeker wel spijt van?" 

Vermijd suggestieve vragen!

Slide 22 - Tekstslide

De 'waarom'-vraag
De 'waarom'-vraag vraagt naar een reden. Als je iemand vraagt waarom hij iets gedaan heeft, lijkt dit een open vraag. 
Maar: de vraag is vaak lastig te beantwoorden en kan heel confronterend zijn.  Alleen als je een goede relatie met je gesprekspartner hebt. 

Slide 23 - Tekstslide

Welk soort vragen (van de vragen die we besproken hebben) kun je vaak in een gesprek stellen?

Slide 24 - Open vraag

Welk soort vragen kun je beter met mate (weinig) stellen?

Slide 25 - Open vraag

Welk soort vragen kun je beter helemaal niet stellen in een gesprek?

Slide 26 - Open vraag

gevoelsreflectie 
Bij een gevoelsreflectie geef je in eigen woorden de gevoelens van de ander weer.

Een gevoelsreflectie is gebaseerd op de non-verbale communicatie van de ander
het geven van een gevoelsreflectie laat je merken dat je oog hebt voor de ander en zijn gevoelens serieus neemt.
nut: (h)erkenning, steun, inzicht.
Vb: "Ik zie dat je hier enorm van schrikt, je had dit niet verwacht…"

Slide 27 - Tekstslide

En dan nu...
Zelf aan de slag!

Slide 28 - Tekstslide