Les 7

Mevrouw de Cuba
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Mevrouw de Cuba

Slide 1 - Tekstslide

5 min

La clase de hoy: De les vandaag

La meta de la clase: het doel van les
Het kunnen gebruiken van de werkwoorden “Hay, Ser en Estar”. En je kunt minimaal drie werkwoorden herkennen.

Actividades: Grammaticale regels!!
- Jullie oefenen met de woordenschat.
- Jullie oefenen met de vervoeging van "ser-estar" "Presente". 
- Jullie oefenen met het werkwoord "hay".
                                                                    

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programa de hoy
  • Bienvenido - 5 min 
  • Capítulo 2 - 10 min
  • Orientación- 10 min 
  • Ser/estar/hay - 20 min
  • Luisteren - 15 min
  • Quizlet - 10 min 
  • Los deberes 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

¡A trabajar!
¿Qué? p. 33 Ejercicio 1 y 2
¿Cómo? individual
¿Tiempo? 10 min 
¿Objetivo?  saber un poco mas sobre Galicia 

timer
10:00

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ser = zijn
Yo soy
Ik ben
eres
Jij bent
Él/ Ella/ Usted es
Hij/ Zij is / U bent
Nosotros somos
Wij zijn
Vosotros sois
Jullie zijn
Ellos/ Ellas/ Ustedes son
Zij zijn

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maria y yo_________ amigas
A
somos
B
ers
C
soy
D
soy

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ellos (ser)
A
eres
B
sois
C
se
D
son

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

ser, yo
A
soy
B
eres
C
es
D
sois

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste vervoeging van
vosotros (ser)
A
eres
B
somos
C
soy
D
sois

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Carla y Beatriz_____amigas.
A
sois
B
es
C
son
D
soy

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent het werkwoord SER?
A
heten
B
zijn
C
gaan
D
noemen

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul de juiste vorm van SER in.
Yo.....................(ser)estudiante.
A
eres
B
soy
C
somos
D
son

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ellos (ser) ______ de Amsterdam.
A
eres
B
sois
C
se
D
son

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

¡A trabajar!
¿Qué? p. 39 Ejercicio 12 y 13
¿Cómo? individual
¿Tiempo? 10 min 
¿Objetivo? saber la diferencia de ser/estar/hay

¿Listo? neem door 2.2
timer
10:00

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

¡Bienvenidos a la clase de español!
Capítulo 2

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Ser
                  Ser = zijn



ik ben
Jij bent
hij/zij/ het is/ u bent
Wij zijn
Jullie zijn
Zij zijn
Yo
Él/ella/usted
Nosotros
Vosotros
Ellos/ellas/ustedes
Soy
Eres
Es
Somos
Sois
Son

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Estar
                  Estar = zijn/zich bevinden



ik ben
Jij bent
hij/zij/ het is/ u bent
Wij zijn
Jullie zijn
Zij zijn
Yo
Él/ella/usted
Nosotros
Vosotros
Ellos/ellas/ustedes
estoy
estás
está
estamos
estáis
están

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het gebruik van 'Hay"
Hay betekent er is of er zijn. Hay wordt nooit vervoegd en alleen gebruikt bij plaatsbepalingen van 
gebouwen die niet specifiek zijn. 

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 'Hay" Niet specifiek?
Met niet specifiek wordt bedoeld dat het een supermarkt is, of veel huizen. Er wordt niet aangeven of het een bepaalde supermarkt of een bepaald huis is.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ser en estar
Zowel ser als estar betekenen 'zijn'. Maar estar betekent ook 'zich bevinden'. Je gebruikt estar dus bij plaatsbepalingen. Bijvoorbeeld: 
Ik ben hier - Estoy aquí 

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ser of estar?
ser gebruiken we voor eigenschappen die niet veranderen. 
estar gebruiken we voor plaatsbepalingen en voor 
eigenschappen die wél veranderen.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Estar
waar 
(ligging van een persoon, ding of gebouw) 
Juan ESTÁ en el museo.

El museo ESTÁ en Amsterdam.
Hoe 
(tijdelijke eigenschappen, gevoelens)
Juan ESTÁ aburrido.

Juan ESTÁ mareado.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ser
Estar
... met mijn 
hond in de tuin
... op het strand
... rood en zwart
... op de tafel
... tevreden
... erg oud
... docent
... in bad
... Japans
Waar ... ?
... knap
... blij
... lief
... groot

Slide 29 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kies hay, son of están:
Mis padres __________ en Rotterdam.

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hay, Ser of estar?

Mi padre ___________ en la cocina.
A
hay
B
está
C
es

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kies uit hay/estar/ser

Isabella y yo ___________ en la calle.
A
hay
B
estamos
C
estáis
D
sois

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kies hay, ser of estar:
Brenda y yo ___________ amigas.

Slide 33 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

¿Hay, estar o ser?

La casa ___________ muy bonita
A
hay
B
es
C
está
D
eres

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kies hay, ser of estar:
"_________ muchas bicicletas en Holanda".

Slide 35 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

¿Hay, Ser o Estar?
"En el bosque no ___________ casas".
A
están
B
son
C
hay
D
estar

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

¡Hola! yo __________ Francis. 
Juan vive en España.
Él ___________ español. 
Ana y Carlos _______________ amigos. 
¿De dónde ___________ tú?
Nosotros _____ de Barcelona.
soy
es
son
eres
somos

Slide 37 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

SER/ESTAR/HAY/:
Aquí _____ muchos supermercados.
A
son
B
hay
C
tiene
D
están

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

¿Hay, ser, estar?

¡Hola!, Yo ___________________ Pablo.

A
eres
B
hay
C
estoy
D
soy

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gramática: ser/estar/hay:

Mi habitación ... bonita y moderna
A
está
B
es
C
hay
D
somos

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hay, ser of estar?

Pedro ....... español.
A
son
B
están
C
es
D
está

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

QUIZLET 

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik weet wanneer ik "hay, Ser en Estar" moet gebruiken
😒🙁😐🙂😃

Slide 43 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Practicamos de comprensión auditiva
¿Qué? blz 34 ejercicio 3 y 4
¿Cómo? juntos 
¿Tiempo? 15 min

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

¿Cómo has trabajado hoy en clase?
😒🙁😐🙂😃

Slide 45 - Poll

Deze slide heeft geen instructies