5.3 lezen ( les 3: wat leren voor de toets)

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Welkom!

Leg alvast klaar:

• je etui en je leerwerkboek;
• je laptop (log in bij LessonUp).

Planning

• Wat leren voor de toets
• Testen wat je al weet
• Werkmoment (huiswerk vragen)
  
• Afsluiting

Leerdoelen 4.3

• leesstrategie studerend lezen toepassen (p. 20)
• tekstdoelen herkennen: informeren en amuseren (p. 21)
• schematische samenvatting en instructie herkennen (p. 21)
• leespubliek bepalen/vaststellen (p. 24)
• uitleggend tekstverband herkennen en de signaalwoorden (p. 25). Ook opsomming, tijdsvolgorde, tegenstelling (H2).

Leerdoelen 5.3

• tekstdoelen overtuigen en activeren herkennen (p. 90)
• tekstsoorten en tekstvormen herkennen (p. 91)
• een betogende tekst herkennen (p. 92) opbouw meestal driedeling. Ook verschil tweedeling/driedeling weten (H3) .
• redengevend en concluderend tekstverband herkennen en de signaalwoorden (p. 93)

Tekstdoel, tekstsoort en tekstvorm (p.91)

Goed verschil weten tussen doel, soort en vorm.

tekstd oel	uitleg	tekstsoort	tekstvorm
informeren	de lezer informatie geven	informerende tekst	verslag
overtuigen	de lezer overtuigen (mening)	betogende tekst	boekbespreking
activeren	de lezer iets laten doen	activerende tekst	advertentie
amuseren	de lezer vermaken	amuserende tekst	stripboek

Theorie eerdere hoofdstukken

• Alle zes tekstverbanden en de signaalwoorden (p. 149)
• Leesstrategieën (p. 148)
• Betekenis moeilijke woorden (p. 148)
• Opbouw van een alinea: kernzin (hoofdstuk 3)
• Onderwerp en hoofdgedachte van een tekst (hoofdstuk 1/3)
• Verwijswoorden in een tekst (hoofdstuk 3)

Tekstdoel

Tekstsoort

Tekstvorm

activerende tekst

betogende tekst

amuserende tekst

informatieve tekst

informeren

amuseren

overtuigen

activeren

betoog

nieuwsbericht

uitnodiging

poster

klachtenbrief

gedicht

column

Het onderwerp van een tekst

Een alinea

De hoofdgedachte van een tekst

Een tussenkopje

In 1 of 2 woorden waar de tekst over gaat. 

Een groepje zinnen dat bij elkaar hoort

Wat de schrijver je wil vertellen in 1 zin.

Een titel boven een alinea

Ik ga graag op vakantie naar Italië, maar ik houd niet van pizza's.

1. opsomming
2. tegenstelling
3. tijdsvolgorde

Snorkelen is mijn favoriete hobby, daarnaast houd ik van voetballen.

1. opsomming
2. tegenstelling
3. tijdsvolgorde
4. reden

Nadat ik gefietst had, pakte ik een lekker glas drinken.

1. opsomming
2. tegenstelling
3. tijdsvolgorde
4. reden

De voetbalwedstrijd ging niet door,
omdat het hard regende.

1. opsomming
2. tegenstelling
3. tijdsvolgorde
4. reden

Dus alle leerlingen hadden een geslaagde dag.

1. conclusie
2. tegenstelling
3. tijdsvolgorde
4. reden

Julia was het 1e uur niet op school, want zij moest naar de tandarts.

1. conclusie
2. tegenstelling
3. tijdsvolgorde
4. reden

Werkmoment

• Maak test jezelf 4.3 of de leestaak opdrachten: 14 t/m 21.
• Je mag zachtjes overleggen.
• Je mag muziek luisteren.
• Ik loop rond voor vragen.

Weet je iets niet?

Lees eerst de lesstof

of kijk achterin je boek

Vragen over 

het huiswerk?

Afsluiting

• Morgen verder met 4.3. Vind je het lastig? Maak allebei!
• Strijd gelezen tot en met hoofdstuk 9 "De Sint-Jacobsmarkt".