3havo chapitre 2

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat is de juiste vertaling van... ?
regelmatig
A
régulièrement
B
regulièrement
C
régulierement
D
regulierement

Slide 2 - Quizvraag

Wat is?
de zonnebril
A
les lunettes de solleil
B
les lunnettes de soleil
C
les lunnetes de soleil
D
les lunettes de soleil

Slide 3 - Quizvraag

"il y a un mois" betekent?
A
er is een jaar
B
een jaar geleden
C
er is een maand
D
een maand geleden

Slide 4 - Quizvraag

Welke hoort er niet bij?
demain/le lendemain / le mois / quelquefois
A
demain
B
le lendemain
C
le mois
D
quelquefois

Slide 5 - Quizvraag

wat is vijftien in het Frans
A
cinq
B
quinze
C
qiunze
D
cinquante

Slide 6 - Quizvraag

Welke zin is correct?
Zij spaart
A
elle faire des économies
B
elle va faire des économies
C
elle fait des économies
D
elle fais des économies

Slide 7 - Quizvraag

Hoe kun je in een Franse zin het meewerkend voorwerp herkennen?
A
Er staat 'de' voor het zinsdeel
B
er staat 'à' voor het zinsdeel
C
er staat 'au' voor het zinsdeel
D
er staat 'aux' voor het zinsdeel

Slide 8 - Quizvraag

Het persoonlijk vnw als meew. vw.
Het meew. vw moet vervangen worden:
à nous
A
Elle nous donne un ordinateur jaune.
B
Elle donne un ordinateur jaune à nous.
C
Elle donne nous un ordinateur jaune.
D
Elle donne à nous un ordinateur jaune.

Slide 9 - Quizvraag

En welke is hier ook goed?
à notre grand-mère
A
Nous lui avons téléphoné.
B
Nous avons lui téléphoné.
C
Nous avons téléphoné à lui
D
Nous l'avons téléphoné

Slide 10 - Quizvraag

En deze dan?
à mon pote
A
Je ne veux pas leur demander la chose.
B
Je ne lui veux pas demander la chose.
C
Je ne veux pas lui demander la chose.
D
Je ne leur veux pas demander la chose.

Slide 11 - Quizvraag

Tekst
timer
2:00
l'argent de poche

Slide 12 - Woordweb

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide


onderwerp (je-tu- enz) of znw + alle ww (vervoegen) + rest
le/un jean / dépenser / le/un magasin / de l'argent de poche / les économies /  un /l'ordinateur / la/ une robe / acheter / avoir besoin de / préférer / faire du baby-sitting / gagner / le/un vélo / les/des chaussures / le/un vêtement / mes/les vêtements / mettre de l 'argent de côté / passer l'aspirateur / la/une robe / bon marché / gagner / garder un enfant / le/un petit boulot / notre argent de poche / 
timer
5:00
Faites 10 phrases!

Slide 15 - Tekstslide