BSR 28/1 1bka Spelling laatste letter -d of -t

Lees de theorie op blz. 218 of 226.
Log alvast in op LessonUp
<- Maak de startopdracht.
Klaar? Begin aan paragraaf 3.
§3 Laatste letter -d of -t?
Voordat we beginnen:
WELKOM
Schrijf een zin waarin je minimaal drie hoofdletters op de juiste manier voorkomen. De zin moet eindigen op een vraagteken.
timer
5:00
SPELLING
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Lees de theorie op blz. 218 of 226.
Log alvast in op LessonUp
<- Maak de startopdracht.
Klaar? Begin aan paragraaf 3.
§3 Laatste letter -d of -t?
Voordat we beginnen:
WELKOM
Schrijf een zin waarin je minimaal drie hoofdletters op de juiste manier voorkomen. De zin moet eindigen op een vraagteken.
timer
5:00
SPELLING

Slide 1 - Tekstslide

  • Je kunt hoofdletters in zinnen en punten, uitroeptekens en vraagtekens op de juiste manier gebruiken.
  • Je kunt hoofdletters bij namen op de juiste manier gebruiken.
Lesdoelen

Slide 2 - Tekstslide

1. Verder met cursus 7: Spelling.
2. Startopdracht bespreken.
3. Uitleg paragraaf 3.
4. Oefenen (zelfstandig of klassikaal).
5. Terugblikken en afronden.

Wat gaan we vandaag doen?

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Waarom gebruiken we eigenlijk hoofdletters?

Slide 5 - Woordweb

Hoofdletters
  • Waarom gebruiken we eigenlijk hoofdletters?
  • In welke situaties gebruiken we  hoofdletters?

Slide 6 - Tekstslide

Hoofdletters
  • Aan het begin van elke zin:
    In het najaar kleuren bladeren de straat oranje en geel.
  • Bij namen van mensen, dieren of dingen. Emiel, Bijlsmastraat, Leeuwarden, Mercedes. 
  • Bij woorden die van namen zijn afgeleid
Je schrijft hoofdletters:

Slide 7 - Tekstslide

Hoofdletters
  • Je begint iedere zin met een hoofdletter.
  • Namen schrijf je ook met een hoofdletter. 
  • Merknamen schrijf je met een hoofdletter. 
  • Aardrijkskundige namen schrijf je met een hoofdletter. 
  • Feestdagen schrijf je met een hoofdletter.
Het maakt het lezen van een tekst makkelijker en je kunt het beter begrijpen. 

  • Namen van maanden, dagen van de week, windstreken en seizoenen schrijf je NIET met een hoofdletter.

Slide 8 - Tekstslide

Hoofdletter bij woorden die
van namen zijn afgeleid
Bij woorden die van namen (van landen) zijn afgeleid  gebruik je een hoofdletter.
  • Amerikaanse president
  • Engelse drop
Ook bij volken, talen of dialecten gebruik je een hoofdletter.
  • Fransman
  • Limburgs dialect

Slide 9 - Tekstslide

Binnen de school
  • Schrijf zo veel mogelijk woorden in je schrift die officieel met een hoofdletter beginnen.
  • De woorden moeten in deze school aanwezig zijn. 
  • Denk aan mensen, dieren en dingen (vakken, objecten, namen).
Hoofdletters
timer
2:00

Slide 10 - Tekstslide

Leestekens
Leestekengebruik is belangrijk! Het zorgt ervoor dat je tekst soepel leest.

Slide 11 - Tekstslide

Leestekens
Een zin eindigt met een leesteken:

  • Punt (gewone zin): De deelnemers presenteren hun act.
  • Vraagteken (vraagzin): Zijn ze erg zenuwachtig?
  • Uitroepteken (uitroep): Doe je best!

Slide 12 - Tekstslide

Verlengproef
Weet je niet of het met een -t of -d geschreven wordt?

Als het geen persoonsvorm is, doe je de verlengproef
Maak het woord langer

Slide 13 - Tekstslide

Verlengproef

Slide 14 - Tekstslide

Aan het werk
Wat?
Cursus 7.3: Laatste letter -d of -t?
Basis: maak opdracht 1 t/m 5
Kader: maak opdracht 1 t/m 6.
In je boek (blz. 218-219) (blz. 226-227).
Hoe?
Keuze: zelfstandig of in tweetallen.
Hulp
De 4 B's en oogje.
Tijd
Timer.
Klaar?
Werk verder, lees verder in je boek
of schrijf verder aan je verhaal.
timer
12:00

Slide 15 - Tekstslide

  • Je kunt hoofdletters in zinnen op de juiste manier gebruiken.
  • Je kunt hoofdletters bij namen op de juiste manier gebruiken.
Lesdoelen

Slide 16 - Tekstslide

Wat is de verlengproef?
A
het woord langer maken
B
het woord verkorten

Slide 17 - Quizvraag

Wanneer gebruik je de verlengproef?
A
Bij alle woorden die eindigen of -d of -t.
B
Als het woord een persoonsvorm is.
C
Wanneer jij dit handig vindt.

Slide 18 - Quizvraag

Moet er een -t of een -d achter het woord?
-t
-d
verdrie...
leven...
kin...
zwaar...
hee...
drijven...
paar...
kas...
scha...
run...

Slide 19 - Sleepvraag

timer
1:00
d
t

Slide 20 - Sleepvraag

Sleepvraag: 
d of t?
-t
-d
vrien...
gereis...
is verander...
gespeel...
geverf...
geslaag...
ingeslik...
berei...

Slide 21 - Sleepvraag