In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Dementie
Vormen en benaderingswijze
4 april 2024
Slide 1 - Tekstslide
Dementie algemeen
Slide 2 - Tekstslide
Dementie betekent letterlijk
A
Geestelijke aftakeling
B
Psychische aftakeling
C
Somatische aftakeling
D
Sociale aftakeling
Slide 3 - Quizvraag
Wat is juist ten aanzien van dementie? I. De ziekte van Alzheimer is geen vorm van dementie. II. Alleen het geheugen is aangedaan bij dementie, andere cognitieve functies blijven intact
A
I is juist, II is onjuist
B
I is onjuist, II is juist
C
Beide zijn juist
D
Beide zijn onjuist
Slide 4 - Quizvraag
Hoeveel vormen van dementie zijn er?
A
4 vormen
B
15 vormen
C
30 vormen
D
Meer dan 50 vormen
Slide 5 - Quizvraag
Wat is meest voorkomende vorm van dementie?
A
Ziekte van Parkinson
B
Lewy body dementie
C
Ziekte van Alzheimer
D
Vasculaire dementie
Slide 6 - Quizvraag
Gemiddelde percentages
Slide 7 - Tekstslide
Hoeveel mensen worden er ongeveer per uur met dementie gediagnosticeerd?
A
1
B
10
C
5
D
50
Slide 8 - Quizvraag
Hoe lang leven mensen gemiddeld met dementie?
A
2-4 jaar
B
6-8 Jaar
C
8-10 Jaar
D
10-15 jaar
Slide 9 - Quizvraag
Incidentie/Prevalentie
In Nederland hebben 290.000 mensen dementie.
- Hiervan zijn er naar schatting 15.000 jonger dan 65 jaar.
- Hiervan wonen er ruim 80.000 in verpleeg- of verzorgingshuizen.
- Hiervan hebben er ruim 100.000 nog geen diagnose.
Slide 10 - Tekstslide
Wat is het probleem bij vasculaire dementie?
A
Ophoping van het eiwit in hersenschors
B
Myeline schade
C
Schade aan de bloedvaten
D
Afwijkende genen
Slide 11 - Quizvraag
Slide 12 - Tekstslide
Wat is het probleem bij Lewy body dementie?
A
Ophoping van het eiwit in hersenschors
B
Myeline schade
C
Schade aan de bloedvaten
D
Afwijkende genen
Slide 13 - Quizvraag
Slide 14 - Tekstslide
Frontotemporale dementie uit zich vooral in:
A
Taalproblemen
B
Veranderend gedrag
C
Taalproblemen en veranderend gedrag
D
Geen van beide
Slide 15 - Quizvraag
Slide 16 - Tekstslide
Hoe verloopt Vasculaire dementie?
A
Stapsgewijze achteruitgang
B
Geleidelijke achteruitgang
C
Onvoorspelbaar
D
Niet bekend
Slide 17 - Quizvraag
Verloop Dementie
Slide 18 - Tekstslide
Is dementie te behandelen?
A
Ja, maar alleen Alzheimer.
B
Ja, met de juiste medicatie
C
Nee, er is nog geen genezing
D
Nee, er zijn wel behandelingen die kunnen vertragen
Slide 19 - Quizvraag
Hoeveel fases van dementie zijn er?
A
4 Fases
B
5 Fases
C
6 Fases
D
7 Fases
Slide 20 - Quizvraag
Fase 1, Bedreigde ik
Fase 2, Verdwaalde ik
Fase 3, verborgen ik
Fase 4, Verzonken ik
Desoriëntatie en geheugenverlies. Geen ordening meer
Kan doelgericht handelen, heeft structuur nodig.
in zichzelf gekeerd, emotie moeilijk waarneembaar.
Emoties uiten zich vrij, contact is er pas na initiatief van anderen
Slide 21 - Sleepvraag
Benaderingswijze dementie
Slide 22 - Tekstslide
Realiteit oriënterende benadering (ROB)
Validation
Snoezelen of zintuigelijke activering en ontspanning (ZAO)
Reminiscentie
Slide 23 - Sleepvraag
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
Reminiscentie (herinneringen ophalen)
Slide 28 - Tekstslide
De zorgvrager betrekken in het hier en nu door steeds opnieuw uitleggen wat er in de omgeving gebeurt. Welke benadering is dit?
A
Realiteit oriënterende benadering (ROB)
B
Validation
C
Reminiscentie
D
Snoezelen of zintuigelijke activering en ontspanning (ZAO)
Slide 29 - Quizvraag
Contact maken door zintuigstimulatie. Doelgericht prettige waarnemingsindrukken laten opdoen Welke benadering is dit?
A
Realiteit oriënterende benadering (ROB)
B
Validation
C
Reminiscentie
D
Snoezelen of zintuigelijke activering en ontspanning (ZAO)
Slide 30 - Quizvraag
Meegaan met de belevingswereld van de verwarde oudere. Erkennen dat zijn fantasiewereld voor hem de werkelijkheid is. Welke benadering is dit?
A
Realiteit oriënterende benadering (ROT
B
Validation
C
Reminiscentie
D
Snoezelen of zintuigelijke activering en ontspanning (ZAO)
Slide 31 - Quizvraag
Een gedesoriënteerde en verwarde bewoner schreeuwt elke keer dat ze haar tasje laat vallen. Je moet:
A
Proberen jezelf ervan te verzekeren dat ze haar tasje vast heeft. Exploreer om vertrouwen op te bouwen. Zoek uit wat het tasje voor haar betekent
B
Haar verzekeren dat ze haar tasje hier niet nodig heeft: ze gaat toch nergens heen en heeft dus geen geld nodig.
C
Haar tasje wegnemen: ‘uit het zicht, uit het hart'.