les 2 - Standenmaatschappij in Frankrijk (paragraaf 2.1)

• Geschiedenis
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Standenmaatschappij (2.1)

Wat gaan we vandaag doen?

1. welkom
2. opfrissen
3. Uitleg
4. Opdracht 'Standenspel'
5. Nabespreken
6. Samen lezen paragraaf
7. Afsluiting

Wie was in de 18de eeuw de machthebber in Frankrijk

1. het parlement
2. de kerk
3. de koning
4. de adel

De koning is dus de machtigste in de 18de eeuw in Frankrijk. Welke term hoort bij zijn macht?

1. democratie
2. absolutisme
3. feodalisme
4. paternalisme

Waar zetelt de koning van Frankrijk

1. In Versailles, bij Parijs
2. Overal en nergens in Frankrijk, hij trok rond
3. In Reims, bij de kathedraal

De koning zetelt dus in Versailles bij Parijs. Welk begrip hoort hier bij?

1. Absolutisme
2. centralisme
3. feodalisme
4. horigheid

De samenleving van Frankrijk in die tijd:

1. was democratisch
2. bestond uit drie standen
3. bestond uit vooral ridders en boeren

Hoofdvraag 

Welke standen kenden de Franse maatschappij? Welke invloed had dit op de samenleving? Hoe kon hier onvrede over ontstaan?

Uitleg

De Franse samenleving was verdeeld in Standen.

Een stand is "een betrekkelijk gesloten sociale groep met bepaalde sociale status en bijbehorende voorrechten en plichten."

Opdracht

Deel 1

• Iedereen krijgt een nummer met erop een rol
• Bekijk je rol.
•  Zoek mensen die in dezelfde stand zitten als jij.
• Er moeten drie groepen (standen) ontstaan.  

Deel 2

• Vergelijk jullie rollen. Wat maakt jullie een groep / stand?
• Is iedereen in de groep even belangrijk? 
• Ga staan zoals het antwoord op de vraag ervoor. (in een groep of op volgorde)

Deel 3

• Elke stand had een belangrijke taak/functie in de samenleving en ten opzichte van andere
  standen. 
• Kom er samen achter waarom jullie als stand belangrijk zijn,   wat hun functie is en waarom zij onmisbaar zijn voor de andere standen. 

Deel 4

• Bekijk samen deze prent.
• Kom er achter wat de maker wil zeggen.
• Bepaal wat jullie, als stand, van de prent vinden. 

Deel 5

• Kies iemand uit de stand om het woord te doen. 
• Leg aan de klas uit:
  Hoe je jullie stand noemen, wie er tot jullie stand behoren en wat jullie belangrijkste taak in de samenleving was
• Vertel ook wat jullie van de prent vinden. 

Nabespreken

ca. 3%

bidden

ca. 7%

vechten

ca. 90%

werken

Standenstaat. Eerste- en tweede stand allerlei voorrechten

• Koning absoluut vorst
• Alleen leden van adel konden de hoge banen krijgen in het leger en als ambtenaar.
• Eigen rechtsspraak voor geestelijken en adel (werden minder streng gestraf voor dezelfde misdaden).
• Derde stand verdiende het minste, maar betaalde grootste gedeelte van de belasting (soms 70% van het inkomen).

• Welke stand is het grootste? 
• Welke stand is het sterkste? 
• Welke stand is het rijkste?
• Wat zijn de belangrijkste functies van elke stand? 
• Vinden jullie de standenmaatschappij eerlijk?
  
• Waarom vonden de meeste mensen (dus ook die uit de 3e stand) dat de
  standenmaatschappij in stand gehouden moest worden? 
• Waarom was er ook veel onvrede?

0

Huiswerk

 

* Hoofdstuk 2, paragraaf 1

4, 5, 8, 9, 10, 11

opdrachten

Hoofdstuk 2, paragraaf 1

4, 5, 8, 9, 10, 11

blz 33, vraag 4

blz 33, vraag 5

blz 34, vraag 8

blz 34, vraag 9

blz 34, vraag 10

blz 34, vraag 11