Beeldspraak: vergelijking, metafoor, personificatie en metonymie

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

1. De lange verdediger kwam bij elke hoekschop de luchtmacht voorin versterken
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Personificatie

Slide 7 - Quizvraag

2. Die peperdure jurk vann
de prinses lijkt net een aardappelzak
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Personificatie

Slide 8 - Quizvraag

3. Na de uitzending van het omstreden programma regende het klachten van kijkers
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Personificatie

Slide 9 - Quizvraag

4. Mijn fiets protesteerde heftig toen ik over de hobbelige landweg reed
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Personificatie

Slide 10 - Quizvraag

5. Het nieuwe computerprogramma vertoont nog wat kinderziektes
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Personificatie

Slide 11 - Quizvraag

6. Melvin bloedde als een rund nadat hij zich in z'n vinger had gesneden
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Personificatie

Slide 12 - Quizvraag

7. Hoge bomen vangen veel wind
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Personificatie

Slide 13 - Quizvraag

8. Door de droogte snakt onze moestuin langzamerhand naar een frisse bui
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Personificatie

Slide 14 - Quizvraag

9. Mijn grootvader rookte als een schoorsteen, maar hij is onlangs gestopt
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Personificatie

Slide 15 - Quizvraag

10. Je maakt van een mug een olifant
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Personificatie

Slide 16 - Quizvraag

De volgende zin bevat een vergelijking, een metafoor of een metoniem:
1. Volgens weerkundigen kunnen we volgende week de ijzers onderbinden.

Slide 17 - Open vraag

De volgende zin bevat een vergelijking, een metafoor of een metoniem:
2. ‘Laat deze drinkbeker maar aan mij voorbijgaan’, zei Nick vlak voor het moeilijke proefwerk biologie.




De volgende zin bevat een vergelijking, een metafoor of een metoniem. Vul
de woorden in en benoem de beeldspraak. Leg uit wat met de beeldspraak bedoeld wordt.
2. ‘Laat deze drinkbeker maar aan mij voorbijgaan’, zei Nick vlak voor het moeilijke proefwerk biologie.


Slide 18 - Open vraag

De volgende zin bevat een vergelijking, een metafoor of een metoniem:
2. ‘Laat deze drinkbeker maar aan mij voorbijgaan’, zei Nick vlak voor het moeilijke proefwerk biologie.




De volgende zin bevat een vergelijking, een metafoor of een metoniem. Vul
de woorden in en benoem de beeldspraak. Leg uit wat met de beeldspraak bedoeld wordt.
2. ‘Laat deze drinkbeker maar aan mij voorbijgaan’, zei Nick vlak voor het moeilijke proefwerk biologie.


Slide 19 - Open vraag

De volgende zin bevat een vergelijking, een metafoor of een metoniem. Vul de woorden in en benoem de beeldspraak. Leg uit wat met de beeldspraak bedoeld wordt.
4. Het nieuws over de romance tussen de filmster en de straatmuzikant sloeg in als een bom.

Slide 20 - Open vraag

De volgende zin bevat een vergelijking, een metafoor of een metoniem. Vul de woorden in en benoem de beeldspraak. Leg uit wat met de beeldspraak bedoeld wordt.
5. Als je twee biertjes gedronken hebt, mag je niet achter het stuur.

Slide 21 - Open vraag

De volgende zin bevat een vergelijking, een metafoor of een metoniem. Vul de woorden in en benoem de beeldspraak. Leg uit wat met de beeldspraak bedoeld wordt.

6. Onze Italiaanse buurvrouw Benedetta is echt een schat van een vrouw.

Slide 22 - Open vraag

De volgende zin bevat een vergelijking, een metafoor of een metoniem. Vul de woorden in en benoem de beeldspraak. Leg uit wat met de beeldspraak bedoeld wordt.

7. In deze villawijk betalen mensen miljoenen voor een hoop stenen.

Slide 23 - Open vraag


De volgende zin bevat een vergelijking, een metafoor of een metoniem. Vul de woorden in en benoem de beeldspraak. Leg uit wat met de beeldspraak bedoeld wordt.

8. Stemmen blanken in de VS merendeels op de Republikeinse Partij?

Slide 24 - Open vraag


De volgende zin bevat een vergelijking, een metafoor of een metoniem. Vul de woorden in en benoem de beeldspraak. Leg uit wat met de beeldspraak bedoeld wordt.

9. Het lijkt wel oorlog als je al die politie ziet bij een risicowedstrijd.

Slide 25 - Open vraag