GYM 2 - donderdag 14-1 (Woordenschat hf 3 metonymie deel 2)

Welkom!
Nodig: 
  • Nieuw Nederlands
  • Device om Teams te volgen
  • Device om in te loggen in LessonUp
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Nodig: 
  • Nieuw Nederlands
  • Device om Teams te volgen
  • Device om in te loggen in LessonUp

Slide 1 - Tekstslide

Planning
1e les:
  1. Uploaden huiswerk
  2. Metonymie: efkes oefenen
  3. Nakijken & aan de slag!
  4. Huiswerk & TaalVout




Slide 2 - Tekstslide


Slide 3 - Open vraag

Efkes oefenen!
De volgende zinnen bevatten een vergelijking, een metafoor of een metoniem

1e vraag: Welk deel bevat de beeldspraak?
2e vraag: Welke soort beeldspraak?

Slide 4 - Tekstslide

Volgens weerkundigen kunnen we volgende week de ijzers onderbinden.
In deze zin staat een vergelijking, een metafoor of een metoniem. Noteer deze.
Op de volgende slide geef je aan om welk soort beeldspraak het gaat.

Slide 5 - Open vraag

Volgens weerkundigen kunnen we volgende week ijzers ombinden.
Op de vorige slide heb je een woord (of woorden) ingevuld. Wat voor beeldspraak was dat? Kies het juiste antwoord.
A
vergelijking
B
metafoor
C
metoniem

Slide 6 - Quizvraag

"Laat deze drinkbeker maar aan mij voorbijgaan", zei Nick vlak voor het moeilijke proefwerk biologie.
In deze zin staat een vergelijking, een metafoor of een metoniem. Noteer deze.
Op de volgende slide geef je aan om welk soort beeldspraak het gaat.

Slide 7 - Open vraag

"Laat deze drinkbeker maar aan mij voorbijgaan", zei Nick vlak voor het moeilijke proefwerk biologie.
Op de vorige slide heb je een woord (of woorden) ingevuld. Wat voor beeldspraak was dat? Kies het juiste antwoord.
A
vergelijking
B
metafoor
C
metoniem

Slide 8 - Quizvraag

In juni 1812 rukte Napoleon op naar het oosten om Rusland te bezetten.
In deze zin staat een vergelijking, een metafoor of een metoniem. Noteer deze.
Op de volgende slide geef je aan om welk soort beeldspraak het gaat.

Slide 9 - Open vraag

In juni 1812 rukte Napoleon op naar het oosten om Rusland te bezetten.
Op de vorige slide heb je een woord (of woorden) ingevuld. Wat voor beeldspraak was dat? Kies het juiste antwoord.
A
vergelijking
B
metafoor
C
metoniem

Slide 10 - Quizvraag

Het nieuws over de romance tussen de filmster en de straatmuzikant sloeg in als een bom.
In deze zin staat een vergelijking, een metafoor of een metoniem. Noteer deze.
Op de volgende slide geef je aan om welk soort beeldspraak het gaat.

Slide 11 - Open vraag

Het nieuws over de romance tussen de filmster en de straatmuzikant sloeg in als een bom.
Op de vorige slide heb je een woord (of woorden) ingevuld. Wat voor beeldspraak was dat? Kies het juiste antwoord.
A
vergelijking
B
metafoor
C
metoniem

Slide 12 - Quizvraag

Als je twee biertjes gedronken hebt, mag je niet achter het stuur.
In deze zin staat een vergelijking, een metafoor of een metoniem. Noteer deze.
Op de volgende slide geef je aan om welk soort beeldspraak het gaat.

Slide 13 - Open vraag

Als je twee biertjes gedronken hebt, mag je niet achter het stuur.
Op de vorige slide heb je een woord (of woorden) ingevuld. Wat voor beeldspraak was dat? Kies het juiste antwoord.
A
vergelijking
B
metafoor
C
metoniem

Slide 14 - Quizvraag

Het lijkt wel oorlog als je al die politie ziet bij een risicowedstrijd.
In deze zin staat een vergelijking, een metafoor of een metoniem. Noteer deze.
Op de volgende slide geef je aan om welk soort beeldspraak het gaat.

Slide 15 - Open vraag

Het lijkt wel oorlog als je al die politie ziet bij een risicowedstrijd.
Op de vorige slide heb je een woord (of woorden) ingevuld. Wat voor beeldspraak was dat? Kies het juiste antwoord.
A
vergelijking
B
metafoor
C
metoniem

Slide 16 - Quizvraag

Ik begrijp de begrippen vergelijking, metafoor, personificatie en metonymie.
A
Absoluut! Dikke 10 voor het PW!
B
Mwah, deels wel/deels niet.
C
Ik snap er geen snars van.

Slide 17 - Quizvraag

Aan de slag!
Nakijken:
Woordenschat hf. 3 (p. 105) opdracht 2 & 3 --> Antwoorden op SOM.

Maken:
Woordenschat hf. 3 (p.105) opdracht 4

Klaar? Lezen in leesboek!

Slide 18 - Tekstslide

Huiswerk & TaalVout
Woordenschat hf. 3
(p.105) Maak opdracht 4

Slide 19 - Tekstslide