1A Nederlands week 15 Finn/Fabio

Lezen hoofdstuk 5 
Ik kan de betekenis van een woord wat ik niet ken, afleiden uit het woord zelf
Ik weet wat een voorvoegsel en achtervoegsel is
Ik ken het verschil tussen een afleiding en een samenstelling
Het voorvoegsel
Het achtervoegsel
Het verschil met samenstellingen
Nederlands
week 15
Hoofdstuk 5 woordenschat afmaken
Zijn alle doelen behaald? 
Doe de quizvragen!
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijs

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Lezen hoofdstuk 5 
Ik kan de betekenis van een woord wat ik niet ken, afleiden uit het woord zelf
Ik weet wat een voorvoegsel en achtervoegsel is
Ik ken het verschil tussen een afleiding en een samenstelling
Het voorvoegsel
Het achtervoegsel
Het verschil met samenstellingen
Nederlands
week 15
Hoofdstuk 5 woordenschat afmaken
Zijn alle doelen behaald? 
Doe de quizvragen!

Slide 1 - Tekstslide

Voorvoegsel
Een voorvoegsel is een woorddeel dat je vóór een woord plakt om de betekenis (of de functie) van dat woord te veranderen.

Een voorvoegsel kun je niet los gebruiken.
Voorbeeld: on + rustig = onrustig

Slide 2 - Tekstslide

Wat betekent het voorvoegsel 'anti-'
A
tegen
B
voor
C
zonder
D
opnieuw

Slide 3 - Quizvraag

Wat betekent het voorvoegsel 'on-'
A
Elke
B
Tussen
C
Niet
D
Opnieuw

Slide 4 - Quizvraag

Welk woord heeft een voorvoegsel?
A
extra
B
hoekschop
C
zwartrijder
D
interland

Slide 5 - Quizvraag

Welk woord heeft een voorvoegsel?
A
soepgroente
B
minibus
C
pizzabroodje
D
vloertegel

Slide 6 - Quizvraag

Welk woord heeft een voorvoegsel?
A
geklets
B
gezwam
C
oeverloos
D
misverstand

Slide 7 - Quizvraag

timer
1:00
Bedenk zelf een woord met het voorvoegsel -her

Slide 8 - Woordweb

Achtervoegsel
Een achtervoegsel is een woordje dat je achter een ander woord plakt. Belangrijk: dit woord kun je los niet gebruiken!

Voorbeelden: -heid, - loos
Dit gaat zo:
betekenis + loos = betekenisloos

Slide 9 - Tekstslide

Bedenk zelf een ander woord met een achtervoegsel.

Slide 10 - Open vraag

Het achtervoegsel -loos betekent....
A
Zonder
B
Groot
C
Negatief
D
Min

Slide 11 - Quizvraag

Afleidingen
Woorden met voorvoegsels en/of achtervoegsels heten allemaal afleidingen. 

Het is namelijk afgeleid van een bestaand woord!

Slide 12 - Tekstslide

Kort samengevat


Samenstellingen=
woord + woord

Voorbeeld: stoep + tegel = stoeptegel 

Afleidingen=
voorvoegsel+woord
Voorbeeld: in+nemen =
innemen
woord+achtervoegsel
Voorbeeld: vorm + loos=
vormloos


Slide 13 - Tekstslide

Aan de slag!

BK: Hoofdstuk 5 woordenschat, maken opdracht 1, 2, 5, 6. 


Stuur de docent een mail als je klaar bent, je krijgt dan, net als vorige week, de antwoorden zodat je kunt nakijken. Succes!
timer
45:00

Slide 14 - Tekstslide

Een samenstelling bestaat uit:
A
een woord+ achtervoegsel
B
een woord+ voorvoegsel
C
een woord+woord

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen een voorvoegsel en een achtervoegsel?
A
een voorvoegsel zet je voor het woord en een achtervoegsel erachter
B
een voorvoegsel zet je achter het woord en een achtervoegsel ervoor

Slide 16 - Quizvraag

Op welke manier is de volgende tegenstelling gevormd?

Gedragen - Misdragen
A
Door een voorvoegsel te plaatsen
B
Door het voorvoegsel te veranderen
C
Door een ander woord te gebruiken

Slide 17 - Quizvraag

Op welke manier zijn de volgende woorden gevormd?

schadeloos - schadeclaim

A
Door een achtervoegsel te plaatsen
B
Door een voorvoegsel te plaatsen
C
Door een ander woord toe te voegen (samenstelling)

Slide 18 - Quizvraag