In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Vak: Nederlands
Hoofdstuk: 3
1.
Lesopening
2.
Leergebiedoverstijgende doelen
3.
Lesdoel (+ minicheck)
4.
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6.
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie + afsluiting
Slide 1 - Tekstslide
1. Lesopening
Pak je boek en schrift van Nederlands, laat het nog even dicht.
Slide 2 - Tekstslide
2. Leergebiedoverstijgende doelen
Zelfstandig leren
- Werkt volgens de gestelde eisen, die aan de opdrachten worden gesteld.
Voorbeeld: als er staat schrijf de zin over, dan doe je dat.
Slide 3 - Tekstslide
Arrangementen
- Verdiept: kijk of je zelfstandig aan de slag kunt of dat je mee wil doen aan de instructie na het benoemen van de lesdoelen en lezen van de theorie.
Dennis, Ihabe, Ryan, Jermaine.
- Basis: doe mee aan de mini-check. Alles goed? Zelfstandig aan de slag. Niet alles goed? Instructie volgen, daarna aan de slag.
Amber, Zouhir, Niels, Ties, Noah, Shurvin, Shaqell, Anouk, Jara, Bas
- Intensief: mini-check meedoen, instructie volgen, daarna aan de de instructietafel komen zitten.
n.v.t.
Slide 4 - Tekstslide
3. Lesdoel
Aan het eind van deze les;
- kun je de tegenstellingen van woorden benoemen.
- kun je grondwoorden in een woordenboek gebruiken.
- kun je de trap van vergelijking toepassen.
Slide 5 - Tekstslide
Verdiept arrangement
Aan de slag of meedoen met instructie?
Lees les 3.11 op blz. 115 + 116, opdr. 26 t/m 29
Ga aan de groepstafel op de gang bij juf Eva zitten als je zelf aan de slag kunt. Instructie nodig? Doe mee na de mini-check.
Dennis, Ihabe , Ryan, Jermaine, Bas
Slide 6 - Tekstslide
Minicheck:
Quiz mee!
Heb je alle 3 de vragen goed?
Dan mag je daarna zelfstandig aan de slag.
Niet alle 3 de vragen goed?
Niet erg! Doe mee met de instructie.
Slide 7 - Tekstslide
Wat is de tegenstelling van groot?
Slide 8 - Open vraag
Wat is het grondwoord van: gemaakt
Slide 9 - Open vraag
Vul de trap van vergelijken in van het woord: mooi-....-...
Slide 10 - Open vraag
3 vragen goed?
Maak les 3.11 opdr. 26 t/m 29, op blz. 115 t/m 116.
Ga aan de groepstafel op de gang bij juf Eva zitten.
Geen 3 vragen goed? Luister en doe mee met de instructie.
Slide 11 - Tekstslide
4. Instructie
Lees mee op de volgende dia's.
- tegenstellingen
- grondwoorden
- trappen van vergelijking
Slide 12 - Tekstslide
Tegenstellingen
In het wiskundeboek staat dat je eerst de eenvoudige opdrachten moet doen, voordat je aan de complexe opdracht begint.
Welk woord is in deze zin het tegengestelde?
Slide 13 - Tekstslide
Grondwoord
Woorden kunnen verschillende vormen hebben.
In het woordenboek zoek je altijd naar het een grondwoord.
Slide 14 - Tekstslide
3 grondwoorden
1. Bij werkwoorden is het altijd het hele werkwoord. (vond => vinden - gepresenteerd => presenteren) 2. Verkleinwoorden zoek je bij het enkelvoud woord. (parapluutje => paraplu
3. Bij sommige woorden zoek je de kortste vorm. (prijzige => prijzig)
Slide 15 - Tekstslide
Trappen van vergelijking
snel
sneller
woord + er
snelst
woord + est
Korte klank? Dubbele medeklinker!!
Slide 16 - Tekstslide
5. Begeleid inoefenen
Wie kan zelfstandig aan de slag (basis)?
Lees en maak les 3.11 opdr. 26 t/m 29 op blz. 115 + 116
Wie heeft nog extra instructie/leeshulp nodig (intensief)?
Kom aan de instructietafel zitten.
Dan gaan we samen aan de slag.
Slide 17 - Tekstslide
6. Zelfstandig werken
Je leest en maakt :
les 3.11 opdr. 26 t/m 29 op blz. 115 + 116
Ben je klaar?
1. Kijk je werk zorgvuldig na + verbeter waar nodig.
2. Huiswerk ander vak afmaken.
3. Leren toets/lezen/tekenen/Smartgame.
timer
30:00
Slide 18 - Tekstslide
7. Evaluatie
- Zelfstandig leren; werkt volgens de gestelde eisen, die aan de opdrachten worden gesteld.
Evaluatie lesdoelen --> Quiz mee!
Huiswerk: dinsdag 14 december 2021
Les 3.11 opdr. 26 t/m 29.
Slide 19 - Tekstslide
Wat is het tegengestelde woord van 'absent' in de zin:
'Hij was absent, maar liever was hij wel bij de bijeenkomst aanwezig geweest.'
A
liever
B
wel
C
aanwezig
D
bijeenkomst
Slide 20 - Quizvraag
Wat is het tegengestelde woord van 'ontkent' in de zin:
'Voor de rechter ontkent hij dat het zo gegaan is, terwijl de andere dader het net bevestigt.'
A
rechter
B
terwijl
C
dader
D
bevestigt
Slide 21 - Quizvraag
Wat is het grondwoord van 'briesje' in de zin?
''Het waaide niet hard, het was slechts een briesje'
Slide 22 - Open vraag
Wat is het grondwoord van 'obstakels' in de zin?
''De weg lag vol met allerlei obstakels'
Slide 23 - Open vraag
Vul het juiste woord in van de trappen van vergelijking?
smal - .......... - smalst
Slide 24 - Open vraag
Vul het juiste woord in van de trappen van vergelijking?
.........- verder - verst
Slide 25 - Open vraag
Vul het juiste woord in van de trappen van vergelijking?
mooi - mooier - ...........
Slide 26 - Open vraag
Afsluiting
- Ruim je boek en schrift van NE op als je klaar bent en alle opdrachten hebt nagekeken.