3.11 Over taal

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: 3
1.
Lesopening
2.
Leergebiedoverstijgende doelen + arrangementen
3.
Lesdoel (+ minicheck)
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie + afsluiting
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: 3
1.
Lesopening
2.
Leergebiedoverstijgende doelen + arrangementen
3.
Lesdoel (+ minicheck)
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie + afsluiting

Slide 1 - Tekstslide

1. Lesopening
Pak je boek en schrift van Nederlands, laat het nog even dicht. 



Slide 2 - Tekstslide

2. Leergebiedoverstijgende doelen
Zelfstandig leren
- Werkt volgens de gestelde eisen, die aan de opdrachten worden gesteld. 

Voorbeeld: als er staat schrijf de zin over, dan doe je dat. 




Slide 3 - Tekstslide

Arrangementen
- Verdiept: kijk of je zelfstandig aan de slag kunt of dat je mee wil doen aan de instructie na het benoemen van de lesdoelen en het lezen van de theorie. 
Namen lln

- Basis: doe mee aan de mini-check. Alles goed? Zelfstandig aan de slag. Niet alles goed? Instructie volgen, daarna aan de slag. 
Namen lln

- Intensief: doe mee aan de mini-check. Instructie volgen, kom aan de groepstafel zitten. 
Namen lln

Slide 4 - Tekstslide

3. Lesdoel
Aan het eind van deze les; 
- kun je de tegenstellingen van woorden benoemen.
- kun je grondwoorden in een woordenboek gebruiken. 
- kun je de trap van vergelijking toepassen.

Slide 5 - Tekstslide

Verdiept arrangement:
Namen lln. 

Huiswerk noteren + maken:
Les: 3.11
blz.: 115 t/m 116
opdr.: 26 t/m 29

Slide 6 - Tekstslide

Minicheck:
Quiz mee!

Wat weet je al van de lesdoelen?

Slide 7 - Tekstslide

Wat is de tegenstelling van groot?

Slide 8 - Open vraag

Wat is het grondwoord van: gemaakt

Slide 9 - Open vraag

Vul de trap van vergelijken in van het woord: mooi-....-...

Slide 10 - Open vraag

3 vragen goed?
Maak les 3.11 opdr. 26 t/m 29, op blz. 115 t/m 116.


De rest doet mee met de instructie!

Slide 11 - Tekstslide

4. Instructie
Lees mee op de volgende dia's.
- tegenstellingen
- grondwoorden
- trappen van vergelijking

Slide 12 - Tekstslide

Tegenstellingen
In het wiskundeboek staat dat je eerst de eenvoudige opdrachten moet doen, voordat je aan de complexe opdracht begint.

Welk woord is in deze zin het tegengestelde?

Slide 13 - Tekstslide

Tegenstelling: donker

Slide 14 - Open vraag

Tegenstelling: weinig

Slide 15 - Open vraag

Grondwoord
Woorden kunnen verschillende vormen hebben. 
In het woordenboek zoek je altijd naar het een grondwoord.

Slide 16 - Tekstslide

3 grondwoorden
1. Bij werkwoorden is het altijd het hele werkwoord.
    (vond => vinden  - gepresenteerd => presenteren)
2. Verkleinwoorden zoek je bij het enkelvoud woord.
     (parapluutje => paraplu
3. Bij sommige woorden zoek je de kortste vorm.
     (prijzige => prijzig)

Slide 17 - Tekstslide

grondwoord: vond

Slide 18 - Open vraag

grondwoord: gepresteerd

Slide 19 - Open vraag

Trappen van vergelijking
snel
sneller
woord + er
snelst
woord + est
Korte klank? Dubbele medeklinker!!

Slide 20 - Tekstslide

Noteer de trap van vergelijken:
mooi - .......... - ...........

Slide 21 - Open vraag

5. Begeleid inoefenen
Wie kan zelfstandig aan de slag (basis)?
Lees en maak les 3.11 opdr. 26 t/m 29 op blz. 115 + 116

Wie heeft nog extra instructie/leeshulp nodig (intensief)?
Namen lln... kom aan de instructietafel zitten. 
Dan gaan we samen aan de slag. 

Slide 22 - Tekstslide

6. Zelfstandig werken
Je leest en maakt : 
V: les 3.11 opdr. 26 t/m 29 op blz. 115 + 116 --> namen lln
B: les 3.11 opdr. 26 t/m 29 op blz. 115 + 116 --> namen lln
I: les 3.11 opdr. 26 t/m 29 op blz. 115 + 116 --> namen lln


Ben je klaar?
1. Kijk je werk zorgvuldig na + verbeter waar nodig. 
2. Huiswerk ander vak afmaken. 
3. Leren toets/lezen/woordzoeker. 
timer
30:00

Slide 23 - Tekstslide

7. Evaluatie
- Zelfstandig leren; werkt volgens de gestelde eisen, die aan de opdrachten worden gesteld.
 
Evaluatie lesdoelen --> Quiz mee! 



Slide 24 - Tekstslide

Wat is het tegengestelde woord van 'absent' in de zin:

'Hij was absent, maar liever was hij wel bij de bijeenkomst aanwezig geweest.'
A
liever
B
wel
C
aanwezig
D
bijeenkomst

Slide 25 - Quizvraag

Wat is het tegengestelde woord van 'ontkent' in de zin:

'Voor de rechter ontkent hij dat het zo gegaan is, terwijl de andere dader het net bevestigt.'
A
rechter
B
terwijl
C
dader
D
bevestigt

Slide 26 - Quizvraag

Wat is het grondwoord van 'briesje' in de zin?

''Het waaide niet hard, het was slechts een briesje'

Slide 27 - Open vraag

Wat is het grondwoord van 'obstakels' in de zin?

''De weg lag vol met allerlei obstakels'

Slide 28 - Open vraag

Vul het juiste woord in van de trappen van vergelijking?

smal - .......... - ..........

Slide 29 - Open vraag

Vul het juiste woord in van de trappen van vergelijking?

goed- .......... - ..........

Slide 30 - Open vraag

Afsluiting
- Ruim je boek en schrift van NE op als je klaar bent 
- Schrijf je huiswerk op als je niet klaar bent

Volgende lesuur: ......................

Slide 31 - Tekstslide