Ec. bekeken 4TL: 3.5

Hoofdstuk 3:5
3.4 Belasting op inkomsten
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 3:5
3.4 Belasting op inkomsten

Slide 1 - Tekstslide

3.1/3.2/3.3/3.4: wat weten we nog?

Slide 2 - Woordweb


De verkoopprijs exclusief btw van een jas is € 125 en de btw is 21%.
Bereken de consumentenprijs

Slide 3 - Open vraag


Een frikandellenbroodje kost inclusief BTW € 1,25.
Wat kost het broodje exclusief BTW?

Slide 4 - Open vraag


Op welke drie punten wordt de hoogte van de wegenbelasting bepaald?

Slide 5 - Open vraag


Dorris heeft een huis gekocht voor €285.000 k.k. De WOZ voor dit huis bedraagt €270.000. Het tarief van OZB is 0,1035%
Bereken het bedrag wat Dorris aan ozb moet betalen.
A
€279,45
B
€279
C
€294,98
D
€294

Slide 6 - Quizvraag

Waar bestaat de loonheffing uit?
A
nettoloon en loonbelasting
B
loonbelasting en sociale premies werkgever
C
sociale premies werkgever en sociale premies werknemer
D
loonbelasting en sociale premies werknemer

Slide 7 - Quizvraag

Wat weten we al?

Slide 8 - Tekstslide

3.5 Plussen en minnen
leerdoelen:
- Ik kan in eigen woorden uitleggen over welke boxen belasting wordt geheven
- Ik kan het belastbaar inkomen in box 1 uitrekenen

Slide 9 - Tekstslide

3.5 Plussen en minnen
Er wordt onderscheidt gemaakt tussen verschillende soorten inkomens, deze zijn onderverdeeld in boxen.

BOX 1: belasting over inkomen uit werk en eigen woning
BOX 2: belasting over aanmerkelijk belang, winstuitkering
eigenaars van een BV.
BOX 3: belasting over inkomen uit vermogen
(sparen en beleggen)

Slide 10 - Tekstslide

3.5 Plussen en minnen
Er wordt onderscheidt gemaakt tussen verschillende soorten inkomens, deze zijn onderverdeeld in boxen.

BOX 1: belasting over inkomen uit werk en eigen woning
BOX 2: belasting over aanmerkelijk belang, winstuitkering
eigenaars van een BV.
BOX 3: belasting over inkomen uit vermogen
(sparen en beleggen)

Slide 11 - Tekstslide

3.5 plussen en minnen
BOX 1

  • belasting over inkomen uit werk en eigen woning
  • inkomen uit werk is loon of nettowinst
  • je mag bepaalde kosten aftrekken van je inkomen, zodat je minder belasting hoeft te betalen (aftrekposten)
  • als je een eigen woning hebt moet je een bedrag bij je inkomen optellen, en daar moet je dus belasting over betalen

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

3.5 plussen en minnen
     brutoloon
  + bijtellingen
   - aftrekposten
     --------------------------
     belastbaar inkomen
eigenwoningforfait
auto van de zaak
b
hypotheekrente 
giften goede doelen
reiskosten woon-werkverkeer 
a
Het belastbaar inkomen wil je zo laag mogelijk hebben! Waarom?

Slide 14 - Tekstslide

3.5 plussen en minnen
Progressief tarief: naarmate je meer verdient, betaal je meer belasting.

Het schijventarief is hier een voorbeeld van.

Bij een progressief belastingstelsel betaal je dus ook PROCENTUEEL meer belasting bij een hoger inkomen -> de sterkste schouders dragen de zwaarste lasten. => Daadkrachtbeginsel

Slide 15 - Tekstslide

3.5 plussen en minnen
Belastbaar inkomen


Bruto inkomen
€120.000
Bijtellingen
€840
Aftrekposten
€22.000
€120.000+€840-€22.000=€98.840

Slide 16 - Tekstslide

3.5 plussen en minnen
hoe zwaar wordt je belast
Inkomen uit werk      +
Inkomen uit wonen  +
Aftrekposten               -
Belastbaar inkomen

  • Eigenwoningforfait
  • Afhankelijk van waarde eigen woning (dus alleen als je zelf eigenaar bent!)
  • Klein percentage, let op met berekenen!!
  • Rente hypotheek verrekenen samen met aftrekposten

Slide 17 - Tekstslide

3.5 plussen en minnen
Hoe zwaar word je belast
Inkomen uit werk      +
Inkomen uit wonen  +
Aftrekposten               -
Belastbaar inkomen

  • Loon/salaris (let op: bruto inclusief vakantiegeld!!)
  • Netto winst (uit eigen bedrijf)

Slide 18 - Tekstslide

3.5 plussen en minnen
  •  Bruto inkomen                              €  48.000
  • WOZ-waarde eigen woning      € 366.000
  • Eigenwoningforfait                      0,6%
  • Hypotheek                                     € 399.000
  • Rente tbv hypotheek                  4,8%
  • Totaal overige aftrekposten      € 8.300
 Hoe zwaar word je belast, reken uit!   
Bereken het belastbaar inkomen. 


Slide 19 - Tekstslide

Wat heb je geleerd?

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Wat wordt niet belast in Box 3?
A
Een spaardeposito
B
Een beleggingsrekening
C
Een auto
D
Een tweede woning

Slide 22 - Quizvraag

Belasting betalen over vermogen. In welke box gebeurt dit?
A
Box 1
B
Box 2
C
Box 3
D
Box 4

Slide 23 - Quizvraag

Welk vermogen word niet in box 3 belast?
A
Je eerste huis
B
Het spaargeld dat boven de €50.000 euro uit komt.
C
De aandelen die je bezit

Slide 24 - Quizvraag

Wat wordt belast in box 3?
A
Je inkomen uit loon
B
Je inkomen uit vermogen

Slide 25 - Quizvraag

Het belastbaar inkomen is:
A
Inkomen BOX 1 - aftrekposten
B
Inkomen BOX 1 - heffingskortingen
C
Inkomen BOX 1 - te betalen belasting
D
Inkomen BOX 1 - betaalde loonheffing

Slide 26 - Quizvraag

Wat wordt belast in box 1?
A
Belastbaar inkomen uit werk
B
Belastbaar inkomen uit werk en eigen woning
C
Belastbaar inkomen uit eigen woning
D
Belastbaar inkomen uit spaargeld

Slide 27 - Quizvraag

Inkomen uit spaargeld en beleggingen worden belast in box ...
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 28 - Quizvraag

3.5 Plussen en minnen
maken en nakijken
toepassingsopdrachten paragraaf 3.5 Opdracht 6 t/m 13

Slide 29 - Tekstslide