3.5 plussen en minnen

3.5 plussen en minnen
Je kunt de inkomstenbelasting berekenen met behulp van boxen, schijven en aftrekposten.
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

3.5 plussen en minnen
Je kunt de inkomstenbelasting berekenen met behulp van boxen, schijven en aftrekposten.

Slide 1 - Tekstslide


Je kunt veel meer inkomsten hebben dan inkomsten uit werk alleen. Al die inkomsten verdeel je over drie boxen. In elke box is sprake van een ander belastingtarief. In deze paragraaf leer je hoe de overheid de inkomsten heeft verdeeld over de boxen en hoe de inkomstenbelasting in box 1 wordt uitgerekend.

Slide 2 - Tekstslide

De drie boxen
De overheid heeft alle mogelijke inkomsten ingedeeld in drie groepen: de drie boxen. In elke box worden de inkomsten anders belast (afb. 35). Bijna iedere belastingbetaler heeft inkomsten in box 1. Dat zijn inkomsten uit werk en eigen woning. Box 2 gaat over de winstuitkeringen van mensen met een eigen bedrijf. Het moet dan om een bv of een nv gaan. Box 3 gaat over de inkomsten uit sparen en beleggen.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Eigenwoningforfait
De Belastingdienst vindt dat huiseigenaren een financieel voordeel hebben van wonen in een eigen huis. Daarom moeten zij een bedrag optellen bij hun inkomsten in box 1. Dat bedrag heet het eigenwoningforfait. Het eigenwoningforfait is een percentage van de WOZ-waarde van de woning. De WOZ-waarde is het uitgangspunt, ook wel de heffingsgrondslag genoemd, voor de berekening van het eigenwoningforfait.

Slide 5 - Tekstslide


eigenwoningforfait
Een bedrag dat huiseigenaren die in hun eigen huis wonen, bij hun inkomsten in box 1 moeten optellen.


heffingsgrondslag
Een bedrag dat als uitgangspunt dient voor de berekening van een belasting of heffing.

Slide 6 - Tekstslide

Belastbaar inkomen box 1
Stel, je wilt de te betalen belasting in box 1 berekenen. Je moet dan het belastbaar inkomen in deze box weten. Het belastbaar inkomen in box 1 is het totaal van de inkomsten in deze box minus de aftrekposten. Aftrekposten zijn bedragen die je mag aftrekken van de inkomsten. De hypotheekrente is voor veel huiseigenaren een belangrijke aftrekpost (afb. 37). Giften aan goede doelen zijn ook een aftrekpost.

Slide 7 - Tekstslide

Hypotheekrenteaftrek
Huiseigenaren mogen de hypotheekrente aftrekken van hun belastbaar inkomen. Ze betalen dus geen belasting over het rentebedrag. De overheid heeft wel voorwaarden gesteld aan de hypotheekrenteaftrek. Zo mogen de mensen niet een te hoge hypotheek afsluiten. Door deze voorwaarden is de overheid minder geld kwijt aan de hypotheekrenteaftrek.
aftrekposten
Bedragen die van de inkomsten afgaan vóór de berekening van de inkomstenbelasting.

Slide 8 - Tekstslide

Schijventarief toepassen
Het belastbaar inkomen in box 1 wordt in meer delen opgesplitst. Elk deel heeft een eigen belastingtarief. Deze bedragen en de tarieven heten samen het schijventarief. Je hebt het schijventarief nodig als je de te betalen belasting in box 1 moet uitrekenen.

schijventarief
De belastingpercentages op de verschillende delen van het belastbaar inkomen in box 1.

Slide 9 - Tekstslide

Belast naar draagkracht
De eerste schijf van het schijventarief heeft het laagste belastingtarief. De tweede schijf heeft een hoger tarief. Dat heet progressieve belastingheffing. Bij progressieve belastingheffing betalen mensen met een hoger inkomen een hoger percentage belasting dan mensen met een lager inkomen. Op deze manier wordt in box 1 het draagkrachtbeginsel toegepast. In Nederland kennen we bij de inkomstenbelasting niet een degressieve belastingheffing. Bij deze belastingheffing betaal je een lager percentage belasting als je meer verdient.

Slide 10 - Tekstslide


progressieve belastingheffing
Het belastingpercentage stijgt naarmate de inkomsten hoger zijn.

draagkrachtbeginsel
Mensen met een hoger inkomen betalen in verhouding meer belasting dan mensen met een laag inkomen.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide