3.5

Hoofdstuk 3:
3.4 Belasting op inkomsten
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 3:
3.4 Belasting op inkomsten

Slide 1 - Tekstslide

Even checken...
Guido heeft een bijstandsuitkering. Mevrouw Smit, dat is zijn buurvrouw, heeft ouderdomspensioen (AOW). Marloes, de dochter van mevrouw Smit, krijgt een uitkering vanwege arbeidsongeschiktheid (WIA).
    Deze sociale wetten zijn:
 1 een sociale voorziening;
 2 een volksverzekering;
 3 een werknemersverzekering.
  Combineer de uitkeringen met de juiste soort sociale wetten.

Slide 2 - Tekstslide


De verkoopprijs (exclusief btw) van een jas is € 125 en de btw is 21%.
Bereken de consumentenprijs

Slide 3 - Open vraag


Een frikandellenbroodje kost inclusief BTW € 1,25.
Wat kost het broodje exclusief BTW?

Slide 4 - Open vraag


Op welke drie punten wordt de hoogte van de wegenbelasting bepaald?

Slide 5 - Open vraag


Dorris heeft een huis gekocht voor €285.000 k.k. De WOZ voor dit huis bedraagt €270.000. Het tarief van OZB is 0,1035%
Bereken het bedrag wat Dorris aan ozb moet betalen.
A
€279,45
B
€279
C
€294,98
D
€294

Slide 6 - Quizvraag

Waar bestaat de loonheffing uit?
A
nettoloon en loonbelasting
B
loonbelasting en sociale premies werkgever
C
sociale premies werkgever en sociale premies werknemer
D
loonbelasting en sociale premies werknemer

Slide 7 - Quizvraag

Leerdoelen
- Ik kan in eigen woorden uitleggen over welke boxen belasting wordt geheven
- Ik kan het belastbaar inkomen in box 1 uitrekenen

Slide 8 - Tekstslide

3.5 Plussen en minnen
Er wordt onderscheidt gemaakt tussen verschillende soorten inkomens, deze zijn onderverdeeld in boxen.

BOX 1: belasting over inkomen uit werk en eigen woning
BOX 2: belasting over aanmerkelijk belang, winstuitkering
eigenaars van een BV.
BOX 3: belasting over inkomen uit vermogen
(sparen en beleggen)

Slide 9 - Tekstslide

3.5 Plussen en minnen
Er wordt onderscheidt gemaakt tussen verschillende soorten inkomens, deze zijn onderverdeeld in boxen.

BOX 1: belasting over inkomen uit werk en eigen woning
BOX 2: belasting over aanmerkelijk belang, winstuitkering
eigenaars van een BV.
BOX 3: belasting over inkomen uit vermogen
(sparen en beleggen)

Slide 10 - Tekstslide

3.5 plussen en minnen
BOX 1

  • belasting over inkomen uit werk en eigen woning
  • inkomen uit werk is loon of nettowinst
  • je mag bepaalde kosten aftrekken van je inkomen, zodat je minder belasting hoeft te betalen (aftrekposten) bijvoorbeeld giften aan goede doelen, woon-werkverkeer OV en de hypotheekrente!
  • als je een eigen woning hebt moet je een bedrag bij je inkomen optellen, en daar moet je dus belasting over betalen

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

3.5 plussen en minnen
     brutoloon
  + bijtellingen
   - aftrekposten
     --------------------------
     belastbaar inkomen
eigenwoningforfait
auto van de zaak
b
hypotheekrente 
giften goede doelen
reiskosten woon-werkverkeer 
a
Het belastbaar inkomen wil je zo laag mogelijk hebben! Waarom?

Slide 13 - Tekstslide

3.5 plussen en minnen
Progressief tarief: naarmate je meer verdient, betaal je meer belasting.

Het schijventarief is hier een voorbeeld van.


Bij een progressief belastingstelsel betaal je dus ook PROCENTUEEL meer belasting bij een hoger inkomen -> de sterkste schouders dragen de zwaarste lasten. => Draagkrachtbeginsel

Slide 14 - Tekstslide

de schijven in 2024

Slide 15 - Tekstslide

Belastbaar inkomen
Bruto inkomen
€120.000
Bijtellingen
€840
Aftrekposten
€22.000
€120.000+€840-€22.000=€98.840

Slide 16 - Tekstslide

 Hoe zwaar word je belast 
Inkomen uit werk      +
Inkomen uit wonen  +
Aftrekposten               -
Belastbaar inkomen

Slide 17 - Tekstslide

Hoe zwaar word je belast 
Inkomen uit werk      +
Inkomen uit wonen  +
Aftrekposten               -
Belastbaar inkomen

  • Loon/salaris (let op: bruto inclusief vakantiegeld!!)
  • Netto winst (uit eigen bedrijf)

Slide 18 - Tekstslide

 Hoe zwaar word je belast  
Inkomen uit werk      +
Inkomen uit wonen  +
Aftrekposten               -
Belastbaar inkomen

  • Eigenwoningforfait
  • Afhankelijk van waarde eigen woning (dus alleen als je zelf eigenaar bent!)
  • Klein percentage, let op met berekenen!!
  • Rente hypotheek verrekenen samen met aftrekposten

Slide 19 - Tekstslide

 Hoe zwaar word je belast 
Inkomen uit werk      +
Inkomen uit wonen  +
Aftrekposten               -
Belastbaar inkomen

  • Kosten die je af mag trekken zodat je minder belasting betaald
  • Bijv. hypotheekrente, giften aan goede doelen, kosten OV woon- werkverkeer

Slide 20 - Tekstslide

 Hoe zwaar word je belast, reken uit!   Bereken het belastbaar inkomen. (BOX 1)


  •  Bruto inkomen                             €  48.000
  • WOZ-waarde eigen woning      € 366.000
  • Eigenwoningforfait                      0,6%
  • Hypotheek                                     € 399.000
  • Rente tbv hypotheek                  4,8%
  • Totaal overige aftrekposten      € 8.300

Slide 21 - Tekstslide

Uitwerking op bord BOX 1
Bruto inkomen € 48.000
WOZ-waarde eigen woning € 366.000
Eigenwoningforfait 0,6%
Hypotheek € 399.000
Rente tbv hypotheek 4,8%
Totaal overige aftrekposten € 8.300
Inkomen uit werk      +
Inkomen uit wonen  +
Aftrekposten               -
Belastbaar inkomen

Slide 22 - Tekstslide

Wat heb je geleerd?

Slide 23 - Tekstslide

Hoe ziet dit uit op het SE?
Welk beginsel van belastingheffing past de overheid toe bij de tarieven van de inkomstenbelasting?

Slide 24 - Tekstslide

Saartje heeft van haar werkgever een salarisstrook ontvangen. Hierop staat dat haar nettoloon €2.240 is. Aan sociale premie betaalt ze €158 en aan loonheffing €1040.

Hoeveel % van het brutoloon betaalt Saartje aan loonheffing en sociale premies?

Slide 25 - Tekstslide

De waarde van de woning van Klaas is in 2021 met 23% gestegen. De waarde werd op 31 december 2021 geschat op €415.000.


Hoeveel was de waarde van de woning op 1 januari 2021?

Slide 26 - Tekstslide