Werden tt en vt deel 2

Jetzt das Verb werden im Präsens (t.t.) 


1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Jetzt das Verb werden im Präsens (t.t.) 


Slide 1 - Tekstslide

werden = worden of zullen

Slide 2 - Open vraag

Werden
2 betekenissen: 
- worden (Hij wordt arts - Er wird Arzt)
- zullen (Hij zal naar huis gaan - Er wird nach Hause gehen.*)

*  Bij de betekenis "zullen" staat er altijd nog een infintief (hele        ww) aan het einde van de zin. 

Slide 3 - Tekstslide

Ich werde Morgen nicht zur Schule gehen.

Slide 4 - Tekstslide

Ich werde Morgen nicht zur Schule gehen.

Hoe vertaal je 'ich werde' in deze zin?

Slide 5 - Open vraag

Morgen werde ich dich besuchen.

Hoe vertaal je 'werde ich' in deze zin?

Slide 6 - Open vraag

Mein Vater denkt, dass er krank wird.

Hoe vertaal je 'er wird' in deze zin?

Slide 7 - Open vraag

Ich weiß, was ich später werde: Bauarbeiter!

Hoe vertaal je 'ich werde' in deze zin?

Slide 8 - Open vraag

Tanja und Klaus werden uns besuchen.

Hoe vertaal je 'werden' in deze zin?

Slide 9 - Open vraag

Vervoeging in de tt + volt.dw
ich werde
du wirst
er/sie/es/man wird
wir werden
ihr werdet
sie/Sie werden
Volt.dw: sind geworden

Slide 10 - Tekstslide

..... du zu Hause bleiben?
A
werdest
B
wirst
C
werdst
D
wirdest

Slide 11 - Quizvraag

Inja und Tanja, warum ...... ihr das tun?
A
werden
B
werdet

Slide 12 - Quizvraag

Meine Mutter ...... ihn morgen besuchen.
A
wird
B
werdet
C
werdt
D
wirdet

Slide 13 - Quizvraag

Der Lehrer ......ganz rot.
A
werdt
B
wirdt
C
wird
D
werdet

Slide 14 - Quizvraag

Ich ..... sicher eine gute Krankenschwester.
A
werd
B
wird
C
werden
D
werde

Slide 15 - Quizvraag

Conclusie:
WERDEN heeft 2 betekenissen: 
- worden (Hij wordt arts - Er wird Arzt)
- zullen (Hij zal naar huis gaan - Er wird nach Hause gehen.*)


Slide 16 - Tekstslide

Ende

Slide 17 - Tekstslide