heeft een wederkerend voornaamwoord, zoals ‚zich‘ in het Nederlands.
Voorbeelden: zich vergissen > ik vergis me
zich verheugen > hij verheugt zich
Slide 6 - Tekstslide
Wederkerende werkwoorden
'zich' wordt in het Duits: sich en past zich aan de persoon aan
sich freuen > er freut sich
Slide 7 - Tekstslide
Een werkwoord in de o.t.t. vervoegen
Voorbeeld: kaufen (= kopen)
Ich kauf e wir kauf en du kauf st ihr kauf t er/sie/es kauf t sie/Sie kauf en
Slide 8 - Tekstslide
Wederkerend werkwoord 'sich beeilen" (= haasten)
ich beeil emich ik haast me du beeil stdich jij haast je er/sie/es beeil t sich hij/zij/het haast zich wir beeil enuns wij haasten ons ihr beeil t euch jullie haasten je sie/Sie beeil ensich zij haasten zich/ u haast zich
Slide 9 - Tekstslide
Vul in:
Hast du ______ auch die Hände gewaschen?
Ich kann _____ nicht daran erinnern.
Bert hat ________ darin geirrt.
Ihr sollt ______ beeilen.
Slide 10 - Tekstslide
Tijdens de les:
Was weißt du noch? (15 Min.)
Lesen (20 Min.)
Korrigieren (10 Min.)
Slide 11 - Tekstslide
Tijdens de les:
Hören (5 Min.)
Hören 37 S. 168 (15 Min.)
werkwoorden met voorvoegsel 52, 53 S. 178 (25 Min.)
Slide 12 - Tekstslide
Fragen beim Hören
Wie viel Prozent von allen Millionären haben eine eigene Firma?
Welche Faktoren tragen dazu um Millionär zu werden?