In Berlin gibt es ______ (meer) zu tun als in Hamburg.
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4
In deze les zitten 14 slides, met tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Vertaal!
Er ist _______ (reich(D) als Merkel.
Sie ist _______ (goed) in Mathe.
Thijn ist _____ (groot) als Joppe.
In Berlin gibt es ______ (meer) zu tun als in Hamburg.
Slide 1 - Tekstslide
Vertaal!
reicher
gut
größer
mehr
Er ist _______ (reich(D) als Merkel.
Sie ist _______ (goed) in Mathe.
Thijn ist _____ (groot) als Joppe.
In Berlin gibt es ______ (meer) zu tun als in Hamburg.
Slide 2 - Tekstslide
Tijdens de les:
Was weißt du noch? (10 Min.)
jojo (5 Min.)
Vokabeln (10 Min.)
wederkerend S. 171 22/23 (20 Min.)
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Video
Wederkerende werkwoorden Duits
Slide 5 - Tekstslide
Een wederkerend werkwoord
heeft een wederkerend voornaamwoord, zoals ‚zich‘ in het Nederlands.
Voorbeelden: zich vergissen > ik vergis me
zich verheugen > hij verheugt zich
Slide 6 - Tekstslide
Wederkerende werkwoorden
'zich' wordt in het Duits: sich en past zich aan de persoon aan
sich freuen > er freut sich
Slide 7 - Tekstslide
Een werkwoord in de o.t.t. vervoegen
Voorbeeld: kaufen (= kopen)
Ich kauf e wir kauf en du kauf st ihr kauf t er/sie/es kauf t sie/Sie kauf en
Slide 8 - Tekstslide
Wederkerend werkwoord 'sich beeilen" (= haasten)
ich beeil emich ik haast me du beeil stdich jij haast je er/sie/es beeil t sich hij/zij/het haast zich wir beeil enuns wij haasten ons ihr beeil t euch jullie haasten je sie/Sie beeil ensich zij haasten zich/ u haast zich