TH2S Deel 5 - Het dak lekt! (voor Heidi)
1 / 50
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Ik ben iemand die ...
Slide 4 - Open vraag
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Deel 5: Woordenschat
Slide 8 - Open vraag
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Link
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
De boiler ... in de badkamer hangt,
is kapot.
is kapot.
A
die
B
dat
Slide 14 - Quizvraag
Het appartement ... wij huren,
is niet zo duur.
is niet zo duur.
A
die
B
dat
Slide 15 - Quizvraag
De boiler DIE in de badkamer hangt, is kapot.
Het relatief pronomen ‘die’ refereert aan 'boiler'.
'Boiler' is een ...
Het relatief pronomen ‘die’ refereert aan 'boiler'.
'Boiler' is een ...
A
de-woord
B
het-woord
Slide 16 - Quizvraag
Het appartement DAT wij huren, is niet zo duur.
Het relatief pronomen ‘dat’ verwijst naar ‘appartement'.
‘Appartement’ is een ...
Het relatief pronomen ‘dat’ verwijst naar ‘appartement'.
‘Appartement’ is een ...
A
de-woord
B
het-woord
Slide 17 - Quizvraag
Mijn broer, die in Leuven woont,
is morgen jarig.
is morgen jarig.
A
Ik heb maar één broer, en die woont in Leuven.
B
Ik heb verschillende broers, maar ik zeg nu iets over die éne broer die in Leuven woont.
Slide 18 - Quizvraag
Mijn broer die in Leuven woont,
is morgen jarig.
is morgen jarig.
A
Ik heb maar één broer, en die woont in Leuven.
B
Ik heb verschillende broers, maar ik zeg nu iets over die éne broer die in Leuven woont.
Slide 19 - Quizvraag
Welk verschil zie je tussen deze twee zinnen?
Mijn broer, die in Leuven woont,
is morgen jarig.
Mijn broer die in Leuven woont,
is morgen jarig.
Mijn broer, die in Leuven woont,
is morgen jarig.
Mijn broer die in Leuven woont,
is morgen jarig.
Slide 20 - Open vraag
Wat is de juiste zin?
A
Een strijkijzer is een toestel waarmee je hemden kan strijken.
B
Een strijkijzer is een toestel met wie je hemden kan strijken.
Slide 21 - Quizvraag
Wat is de juiste zin?
A
Dit is de oom over wie ik je gisteren verteld heb.
B
Dit is de oom waarover ik je gisteren verteld heb.
Slide 22 - Quizvraag
Wat is de juiste zin?
A
Dit is de boom waarin ik als kind altijd klom.
B
Dit is de boom waarnaar ik als kind altijd klom.
C
Dit is de boom waaruit ik als kind altijd klom.
Slide 23 - Quizvraag
Linda kijkt naar die nieuwe Netflix-serie. => Wat is de juiste vraag?
A
Waarop kijkt Linda?
B
Waarnaar kijkt Linda?
C
Waarover kijkt Linda?
Slide 24 - Quizvraag
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Link
Slide 28 - Tekstslide
Slide 29 - Tekstslide
Heb jij al eens een klachtenbrief geschreven naar je huisbaas?
ja
nee
