TH2S Deel 5 - Het dak lekt!
1 / 43
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Link
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Deel 4: Woordenschat
Slide 9 - Open vraag
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Video
Vul de zin aan met een verbum in het PERFECTUM:
Mr Bean HEEFT de tafel op een andere plaats ...
Mr Bean HEEFT de tafel op een andere plaats ...
Slide 13 - Woordweb
Wat gaat er nu gebeuren?
A
Een blik verf gaat exploderen.
B
Een fles ketchup gaat vallen.
C
Mr Bean gaat koffie drinken.
D
Er gaat iets anders gebeuren.
Slide 14 - Quizvraag
Wat gaat Mr Bean nu doen?
A
Hij gaat de buurman roepen.
B
Hij gaat een lat zoeken.
C
Hij gaat koffie drinken.
D
Hij gaat iets anders doen.
Slide 15 - Quizvraag
Wat heeft Mr Bean gedaan?
Schrijf 1 à 3 zinnen.
Gebruik het PERFECTUM.
Schrijf 1 à 3 zinnen.
Gebruik het PERFECTUM.
Slide 16 - Open vraag
Huren of kopen?
Ik woon in een huis / appartement dat ik huur.
Ik laat het meestal repareren (door een elektricien bijvoorbeeld).
Slide 17 - Poll
Wat doe jij als er iets kapot is?
Ik repareer het meestal zelf.
Ik laat het meestal herstellen (door een elektricien bijvoorbeeld).
Slide 18 - Poll
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
p. 66: Vraag 6:
Welke werken heb jij ZELF al gedaan in jouw huis / appartement?
Welke werken heb jij ZELF al gedaan in jouw huis / appartement?
Slide 21 - Open vraag
p. 66: Vraag 6:
Welke werken heb jij LATEN doen in jouw huis / appartement (door een elektricien bijvoorbeeld)?
Welke werken heb jij LATEN doen in jouw huis / appartement (door een elektricien bijvoorbeeld)?
Slide 22 - Open vraag
Slide 23 - Tekstslide
p. 67: Vraag 8:
Welke problemen heb jij in je woning?
Welke problemen heb jij in je woning?
Slide 24 - Open vraag
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Tekstslide
De boiler ... in de badkamer hangt,
is kapot.
is kapot.
A
die
B
dat
Slide 29 - Quizvraag
Het appartement ... wij huren,
is niet zo duur.
is niet zo duur.
A
die
B
dat
Slide 30 - Quizvraag
De boiler die in de badkamer hangt, is kapot.
Het relatief pronomen ‘die’ verwijst naar 'boiler'.
'Boiler' is een ...
Het relatief pronomen ‘die’ verwijst naar 'boiler'.
'Boiler' is een ...
A
de-woord
B
het-woord
Slide 31 - Quizvraag
Het appartement dat wij huren, is niet zo duur.
Het relatief pronomen ‘dat’ verwijst naar ‘appartement'.
‘Appartement’ is een ...
Het relatief pronomen ‘dat’ verwijst naar ‘appartement'.
‘Appartement’ is een ...
A
de-woord
B
het-woord
Slide 32 - Quizvraag
Mijn broer, die in Leuven woont,
is morgen jarig.
is morgen jarig.
A
Ik heb maar één broer, en die woont in Leuven.
B
Ik heb verschillende broers, maar ik zeg nu iets over die éne broer die in Leuven woont.
Slide 33 - Quizvraag
Mijn broer die in Leuven woont,
is morgen jarig.
is morgen jarig.
A
Ik heb maar één broer, en die woont in Leuven.
B
Ik heb verschillende broers, maar ik zeg nu iets over die éne broer die in Leuven woont.
Slide 34 - Quizvraag
Slide 35 - Tekstslide
Lees jij een huurcontract VOOR je het tekent?
ja
nee
Slide 36 - Poll
Slide 37 - Tekstslide
Heb jij al eens een klachtenbrief geschreven naar je huisbaas?
ja
nee
