les 7 en 8 pathologie circulatie stelsel deel I en II

1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Wat doet de linker hartkamer?
A
pompt zuurstof arm bloed richting de longen
B
ontvangt zuurstof arm bloed uit het lichaam
C
pompt zuurstofrijk bloed richting het lichaam
D
ontvangt zuurstofrijk bloed vanuit de longader.

Slide 5 - Quizvraag

Via de arterieen wordt over het algemeen .............. vervoert
A
zuurstof arm bloed
B
bloed vol met voedingsstoffen
C
zuurstof rijk bloed
D
bloed vol afvalstoffen

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Waar of niet waar?
Atherosclerose is vaatverkalking. Dat wil zeggen: er vormt zich een laagje kalk op de binnenkant van de aderen, waardoor deze dichtslibben.
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Welk van de onderstaande opties is GEEN risicofactor voor hart en vaatziekten
A
roken
B
hoog cholesterol
C
diabetes mellitus
D
sporten

Slide 13 - Quizvraag

Atherosclerose kan alleen ontstaan in arteriën. Het ontstaat nooit in venen.
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Je hebt hypertensie als.....
A
je diastolische druk 90 mmHg is of hoger
B
je systolische druk 120 mmHg is of hoger

Slide 21 - Quizvraag

Welke van de onderstaande bloeddrukmetingen geven hypertensie aan?
A
130/100 mmHg
B
150/80 mmHg
C
120/90 mmHg
D
alledrie zijn hypertensie

Slide 22 - Quizvraag

Welke van de onderstaande bloeddrukmetingen geven hypotensie aan?
A
110/70 mmHg
B
120/80 mmHg
C
150/100 mmHg
D
90/60 mmHg

Slide 23 - Quizvraag

Een patient is vermoeid, bleek, ziet sterretjes en valt flauw. Je gaat bloeddruk meten.
Wat verwacht je van de bloeddruk?
A
dat deze normaal is
B
dat deze te hoog is
C
dat deze te laag is
D
valt niet te voorspellen

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Hoe noem je een losgeschoten bloedstolsel in een ader?
A
trombose
B
embolie
C
anemie
D
ischemie

Slide 30 - Quizvraag

Stelling: een bloedstolsel in een ader kan alleen ontstaan als er ook atherosclerose in de wand zit
A
waar
B
niet waar

Slide 31 - Quizvraag

Een zorgvrager heeft een bleke voet, heeft daar veel pijn aan.
Het is een roker, heeft hypertensie en stress. Welke van de onderstaande klopt bij deze zorgvrager?
A
hij heeft risicofactoren voor hart en vaatziekten
B
Hij heeft waarschijnlijk een trombose been
C
Hij heeft waarschijnlijk een infarct in de voet
D
Hij heeft een hartinfarct met longproblemen

Slide 32 - Quizvraag

Wat zijn risicofactoren voor het ontstaan van trombose/embolie?

Slide 33 - Open vraag

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Bij ischemie is er een tekort aan?
A
koolstofdioxide
B
zuurstof
C
stikstof
D
voedingsstoffen

Slide 37 - Quizvraag

Angina pectoris en hartinfarct geven deels dezelfde klachten.
A
waar
B
niet waar

Slide 38 - Quizvraag

Angina Pectoris
Hartinfarct


pijn op de borst gevoel
pijn op de borst gevoel
zuurstof toevoer naar hart is mild tot sterk verminderd. 
zuurstof toevoer naar hart is sterk verminder tot helemaal geblokkeerd
de klachten gaan niet vanzelf over
klachten gaan na een paar minuten  over (vanzelf of met medicijnen) 
er is schade aan de hartspier ontstaan. 
Er is geen permanente schade aan het hart

Slide 39 - Sleepvraag

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Bij een bradycardie is er sprake van een te snelle polsslag
A
waar
B
niet waar

Slide 43 - Quizvraag

Een ander woord voor decompensatio cordis is hartfalen
A
waar
B
niet waar

Slide 44 - Quizvraag

een zorgvrager heeft een pols van 80/min.
Wat betekent dit?
A
deze is normaal
B
er is een bradycardie
C
er is een tachycardie
D
dit past bij decompensatio cordis

Slide 45 - Quizvraag

Bij een veneuze bloeding:
A
is het bloed helderrood en stroomt het krachtig pulserend uit de wond
B
is het bloed donkerrood en stroomt het gelijkmatig uit de wond
C
is het bloed donkerrood en sijpelt het uit de wond
D
kun je niet zien, want is inwendig.

Slide 46 - Quizvraag

Slide 47 - Tekstslide

Slide 48 - Tekstslide

Bij een shock is de bloeddruk veel te hoog
A
waar
B
niet waar

Slide 49 - Quizvraag

Welke symptomen passen bij een shock?
A
hoge bloeddruk
B
snelle ademhaling en snelle zwakke pols
C
bleke huid en zweten
D
trage pols

Slide 50 - Quizvraag

Slide 51 - Tekstslide