1.15 vergelijking

Wat gaan we doen?
Vertellen wat je nog weet.
Luisteren naar de uitleg.
Samen opdrachten maken.
Alleen opdrachten maken.
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we doen?
Vertellen wat je nog weet.
Luisteren naar de uitleg.
Samen opdrachten maken.
Alleen opdrachten maken.

Slide 1 - Tekstslide

Trappen van vergelijking

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen

Je kunt de trappen van vergelijking correct gebruiken.

Je kunt de trappen van vergelijking correct gebruiken in combinatie met als en dan.

Slide 3 - Tekstslide

Trappen van vergelijking 
 
1. stellende trap
2. vergrotende trap
3. overtreffende trap

Slide 4 - Tekstslide

De trappen van vergelijking
1. stellende trap (als)
2. vergrotende trap (dan)
3. overtreffende trap

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Stellende trap
dik
klein
lief
leuk
aardig
mooi
duur
veel

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Schrijf de trappen van vergelijking op van: vast

Slide 11 - Open vraag

Schrijf de trappen van vergelijking op van: leuk

Slide 12 - Open vraag

Schrijf de trappen van vergelijking van logisch

Slide 13 - Open vraag

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

0

Slide 16 - Video

Uitzondering
Bij zinnen waarin het woord 'zo' staat, 
gebruik je als.

Hij is een keer zo groot als zijn zusje.
Duitsland is twee keer zo groot als Nederland

Slide 17 - Tekstslide

De jongen is sneller ... zijn vriendje.
A
als
B
dan

Slide 18 - Quizvraag

De leerling leert net zo hard voor de toets ... zijn klasgenoten.
A
als
B
dan

Slide 19 - Quizvraag

De bomen in het bos zijn even groot ... in mijn tuin.
A
als
B
dan

Slide 20 - Quizvraag

De docent heeft bijna vakantie, net zo ... de leerlingen.
A
als
B
zo

Slide 21 - Quizvraag

Mijn tas is zwaarder ... die van jou.
A
als
B
dan

Slide 22 - Quizvraag

In de eerste ronde was Milan bijna net zo snel ... zijn tegenstander.
A
dan
B
als

Slide 23 - Quizvraag

De cake smaakt morgen net zo goed ... vandaag.
A
dan
B
als

Slide 24 - Quizvraag

Veel leerlingen werken liever alleen ... in een groepje.
A
dan
B
als

Slide 25 - Quizvraag

Guus is minstens even chaotisch ... zijn broertje.
A
dan
B
als

Slide 26 - Quizvraag

Nigel beweert dat Snelle niet half zo goed is ... Boef.
A
dan
B
als

Slide 27 - Quizvraag

Eerlijk gezegd vind ik zoete drop lekkerder ... zoute
A
dan
B
als

Slide 28 - Quizvraag

Slide 29 - Tekstslide

werkwoorden

Slide 30 - Tekstslide

woorden T.1

Slide 31 - Tekstslide

Soms gebruik je bij de overtreffende trap 'meest'. Bij welke woorden doe je dat?

Slide 32 - Open vraag