Immigratie = mensen die naar een land toe verhuizen.
Emigratie = mensen die een land verlaten om ergens anders te gaan wonen.
Slide 6 - Tekstslide
Bevolkingsgroei
Natuurlijke bevolkingsgroei
Natuurlijke bevolkingsgroei
Sociale bevolkingsgroei
Sociale bevolkingsgroei
Slide 7 - Tekstslide
In een land worden 123.500 mensen geboren. Er gaan 230.000 mensen dood. In dat zelfde jaar immigreren er 55.300 mensen naar dit land. Maar er emigreren ook 75.600 mensen. Is er in dit land een geboorte- of een sterfteoverschot?
Slide 8 - Open vraag
In een land worden 123.500 mensen geboren. Er gaan 230.000 mensen dood. In dat zelfde jaar immigreren er 55.300 mensen naar dit land. Maar er emigreren ook 75.600 mensen. Is er in dit land een vestigings- of een vertrekoverschot?
Slide 9 - Open vraag
In een land worden 123.500 mensen geboren. Er gaan 230.000 mensen dood. In dat zelfde jaar immigreren er 55.300 mensen naar dit land. Maar er emigreren ook 75.600 mensen. Bereken de bevolkingsgroei/ krimp.
Slide 10 - Open vraag
leeftijdsdiagram / bevolkingspiramide
=
verdeling van de bevolking (mannen en vrouwen) over verschillende leeftijdsklassen
Slide 11 - Tekstslide
Leeftijdsdiagram (bevolkingspiramide)
Hoeveel mannen tussen de 25 en 29 jaar wonen er in Nederland in 2017
Slide 12 - Tekstslide
In deze leeftijdsdiagram zie je ontgroening
A
Juist
B
Onjuist
Slide 13 - Quizvraag
Aan het werk
Kopie: Paragraaf 1 -> Bevolkingsgroei
Vragen: 1 tm 10 (tot: lees Bevolkingsdichtheid en spreiding')
Hoe: zelfstandig
Tijd: 10 minuten
Let op: deze vragen heb je nodig voor de toets
Slide 14 - Tekstslide
Nakijken
Paragraaf 1
Vraag 1 tm 10 (Dus: tot aan 'Lees: bevolkingsdichtheid en spreiding')