week 23 - muy en mucho

Buenos días
¿Qué vamos a hacer?
  • corregir los deberes
  • evaluar diagnóstico
  • adverbios
martes, 8 de junio
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Buenos días
¿Qué vamos a hacer?
  • corregir los deberes
  • evaluar diagnóstico
  • adverbios
martes, 8 de junio

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Vamos a corregir
LE: ej. 6.1 en 6.2 (zie volgende dia's)

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Diagnóstico

Slide 5 - Tekstslide

Traduce
  1. Ik ga met de bus naar school.
  2. In mijn wijk zijn een supermarkt, een bakker, een ijssalon en een apotheek.
  3. De kiosk bevindt zich tegenover het station.
  4. De supermarkt is naast de boekwinkel.
  5. We gaan te voet naar het centrum.

Slide 6 - Tekstslide

Kies uit
en / a / de

Slide 7 - Tekstslide

Vamos ___ Valencia.

Slide 8 - Open vraag

Voy ___ autobús.

Slide 9 - Open vraag

Mi madre es ____ Colombia.

Slide 10 - Open vraag

Vamos a Barcelona ___ coche.

Slide 11 - Open vraag

Muy en mucho
module pág. 35 + woordenlijst


Slide 12 - Tekstslide

Bijwoorden van hoeveelheid
demasiado    =   teveel
Luisa trabaja demasiado.
mucho           = veel
Ana viaja mucho.
bastante        = aardig wat/tamelijk veel
Pedro estudia bastante
poco              = weinig
Rosa estudia poco.
Wat zijn bijwoorden?
woorden die iets zeggen over een werkwoord, een bijvoeglijk naamwoord of een ander bijwoord. Ze zijn onveranderlijk. 

Slide 13 - Tekstslide

Bijvoeglijke naamwoorden van hoeveelheid.
demasiado, mucho, bastante, poco, kunnen ook bijvoeglijk gebruikt worden. Wat heb je geleerd over bijvoeglijke naamwoorden?
In tegenstelling tot een bijwoord veranderen ze wel. Ze passen zich aan aan het zelfstandig naamwoord waar ze bij staan. 

Slide 14 - Tekstslide

Bijvoeglijke naamwoorden van hoeveelheid
demasiado - demasiada - demasiados - demasiadas
mucho - mucha - muchos - muchas
bastante - bastantes
poco - poca - pocos - pocas
vb: mucha gente, bastantes libros, pocas chicas

Slide 15 - Tekstslide

muy
Muy is een bijwoord en het zegt iets over een bijvoeglijk naamwoord. Het versterkt het bijvoeglijk naamwoord. Het betekent dan heel of erg.
vb: La casa es grande = Het huis is groot.
      La casa es muy grande = Het huis is heel groot. 

Slide 16 - Tekstslide

Unos ejemplos

  • Me gusta mucho leer
  • En el armario hay muchos libros.

  • Está cansado porque duerme poco.
  • Hay pocas personas en la fiesta.

  • Hay demasiado café en la taza.
  • Hay demasiada Coca-Cola en el vaso.



Slide 17 - Tekstslide

Vul in: muy of mucho/a/os/as
1. Mi hermana es ................... simpática.
2. Tengo ...................... amigos.
3. En el parque hay ........................ gente.
4. Mi padre tiene un coche ................... bonito. 
5. En nuestro barrio hay ........................... casas. 
6. Mi amigo es.............. trabajador. Siempre estudia ................

Slide 18 - Tekstslide

Vul in: muy of mucho/a/os/as
1. Mi hermana es ..muy...... simpática.
2. Tengo ........muchos........ amigos.
3. En el parque hay .......mucha......... gente.
4. Mi padre tiene un coche .....muy......... bonito. 
5. En nuestro barrio hay ..........muchas........ casas. 
6. Mi amigo es...muy.... trabajador. Siempre estudia ...mucho...

Slide 19 - Tekstslide

A trabajar
LA: pág. 103 ej. 4 y 5
LE ej. 6.18


HUISWERK:
SO

Slide 20 - Tekstslide

     Los deberes: leren voor je SO

   Alle grammatica en woordenschat van tarea 1, 2 en 3 (t/m 3.5)
       3.6 hoef je dus nog niet te kennen.
        
martes, 15 de junio, primera hora

Slide 21 - Tekstslide

11

Slide 22 - Video

00:25
¿Dónde está el supermercado?
(beantwoord met een hele zin!)

Slide 23 - Open vraag

00:33
¿Qué hay al lado del supermercado?

Slide 24 - Open vraag

00:43
¿Dónde está la florestería?
(Antwoord met een hele zin!)

Slide 25 - Open vraag

00:54
La biblioteca está ....
A
lejos
B
cerca

Slide 26 - Quizvraag

01:11
¿Dónde vive la chica?

Slide 27 - Open vraag

01:16
¿Qué hay al final de la calle?

Slide 28 - Open vraag

01:22
¿Dónde está el metro?

Slide 29 - Open vraag

01:48
¿Adónde va la chica cuando vuelve del trabajo?

Slide 30 - Open vraag

01:53
¿Dónde está el supermercado?

Slide 31 - Open vraag

01:59
¿Dónde está la panadería?

Slide 32 - Open vraag

02:07
¿Dónde está la cafetería?

Slide 33 - Open vraag