week 20 muy en mucho

Buenos días
¿Qué vamos a hacer?
  • Repetir vocabulario
  • Corregir los deberes
  • Muy y mucho
  • Tarea final


Jueves, 16 de mayo
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Buenos días
¿Qué vamos a hacer?
  • Repetir vocabulario
  • Corregir los deberes
  • Muy y mucho
  • Tarea final


Jueves, 16 de mayo

Slide 1 - Tekstslide

Noteer in je agenda
Donderdag 23 mei
  • Leren: 3.1 en 3.5
  • maken: 6.17, 6.18, 6.19
  • leren muy en mucho 


Donderdag 30 mei:
SO tarea 1,2,3

Slide 2 - Tekstslide

A refrescar la memoria...
verbos y vocabulario

Slide 3 - Tekstslide

Vertaal de volgende woorden.

Slide 4 - Tekstslide

het vliegtuig

Slide 5 - Open vraag

te voet gaan

Slide 6 - Open vraag

de auto

Slide 7 - Open vraag

caro

Slide 8 - Open vraag

seguro

Slide 9 - Open vraag

cómodo

Slide 10 - Open vraag

Kies het juiste voorzetsel.

Slide 11 - Tekstslide

Estamos ……. la clase.
A
a
B
de
C
en

Slide 12 - Quizvraag

Vamos ….. Valencia.
A
a
B
de
C
en

Slide 13 - Quizvraag

Voy al colegio …. bici.
A
a
B
de
C
en

Slide 14 - Quizvraag

Vengo …. Madrid.
A
a
B
de
C
en

Slide 15 - Quizvraag

El libro está… la mesa.
A
a
B
de
C
en

Slide 16 - Quizvraag

Vamos a corregir


maken LE: ej. 6.5, 6.7, 6.8

Slide 17 - Tekstslide

Bijwoorden van hoeveelheid
demasiado    =   teveel
Luisa trabaja demasiado.
mucho           = veel
Ana viaja mucho.
bastante        = aardig wat/tamelijk veel
Pedro estudia bastante
poco              = weinig
Rosa estudia poco.
Wat zijn bijwoorden?
woorden die iets zeggen over een werkwoord, een bijvoeglijk naamwoord of een ander bijwoord. Ze zijn onveranderlijk. 
Módulo pág. 36, 37, 38
Vul je Lista de vocabulario 3.5 in.

Slide 18 - Tekstslide

Bijvoeglijke naamwoorden van hoeveelheid.
demasiado, mucho, bastante, poco, kunnen ook bijvoeglijk gebruikt worden. Wat heb je geleerd over bijvoeglijke naamwoorden?
In tegenstelling tot een bijwoord veranderen ze wel. Ze passen zich aan aan het zelfstandig naamwoord waar ze bij staan. 

Slide 19 - Tekstslide

Bijvoeglijke naamwoorden van hoeveelheid
demasiado - demasiada - demasiados - demasiadas
mucho - mucha - muchos - muchas
bastante - bastantes
poco - poca - pocos - pocas

vb: mucha gente, bastantes libros, pocas chicas

Slide 20 - Tekstslide

muy
Muy is een bijwoord en het zegt iets over een bijvoeglijk naamwoord. Het versterkt het bijvoeglijk naamwoord. Het betekent dan heel of erg.
vb: La casa es grande = Het huis is groot.
      La casa es muy grande = Het huis is heel groot. 

Slide 21 - Tekstslide

Unos ejemplos
  • Me gusta mucho leer. 
  • En el armario hay muchos libros.
  • Paco siempre trabaja mucho.

  • Está cansado porque duerme poco.
  • Hay pocas personas en la fiesta.

  • Hay demasiado café en la taza.
  • Hay demasiada Coca-Cola en el vaso.

  • El coche es muy caro.



Slide 22 - Tekstslide

Vul in: muy of mucho/a/os/as
1. Mi hermana es ................... simpática.
2. Tengo ...................... amigos.
3. En el parque hay ........................ gente.
4. Mi padre tiene un coche ................... bonito. 
5. En nuestro barrio hay ........................... casas. 
6. Mi amigo es.............. trabajador. Siempre estudia ................
7. Coca cola lleva ..................... azúcar.
8. A mí me gustan ......................... los perros.

Slide 23 - Tekstslide

Vul in: muy of mucho/a/os/as
1. Mi hermana es ..muy...... simpática.
2. Tengo ........muchos........ amigos.
3. En el parque hay .......mucha......... gente.
4. Mi padre tiene un coche .....muy......... bonito. 
5. En nuestro barrio hay ..........muchas........ casas. 
6. Mi amigo es...muy.... trabajador. Siempre estudia ...mucho...
7. Coca cola lleva .......mucho.... azúcar.
8. A mí me gustan ......mucho.... los perros.

Slide 24 - Tekstslide

A trabajar
maken: LA pág. 103 ej. 3 en 5

Slide 25 - Tekstslide

Tarea final
Brochure over bezienswaardigheden Helmond.

Módulo pág. 11

Slide 26 - Tekstslide

¿Qué y cómo?
  • Grupos de 4 personas
  • min. 8 bezienswaardigheden moeten erin komen.
  • een stadswandeling --> gebiedende wijs
  • folder op papier 

Slide 27 - Tekstslide