Column

Column









                                                                                                  Boek: blz. 64
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Column









                                                                                                  Boek: blz. 64

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet je nog over een column na de les van gisteren?

Slide 2 - Open vraag

Een column
  • = Tekstsoort
  • Verschijnt regelmatig op een vaste plek in een tijdschrift, krant of vakblad
  • Auteur geeft persoonlijke visie op een actuele gebeurtenis of ontwikkeling (kan tegendraads zijn)
  • Tekstdoel: kan verschillen (informeren, opiniëren, overtuigen, activeren of amuseren)
  • Toon: dus verschillend (luchtig, serieus)
  • Lengte: kort (ongeveer 400 woorden) 

Slide 3 - Tekstslide

opdracht 1 
1. - 
2. mateloos = enorm
fenomeen = verschijnsel
gênant = beschamend
sociale kring = familie, vrienden en kennissen
staat symbool voor = is een voorbeeld van 
slalommen = zigzaggend voortbewegen 
van lieverlee = langzamerhand 
boerenverstand = gezond/nuchter verstand 
evolutie = geleidelijke ontwikkeling
herijken = opnieuw toetsen aan de eisen 

Slide 4 - Tekstslide

3. Welke twee dingen aan de kijkersfile vallen de auteur op?

Slide 5 - Open vraag

4. Ze veroorzaakten gevaar voor andere weggebruikers (die gewoon door wilden rijden naar huis, werk of een afspraak).

5. We hebben te maken met een generatie die mensen in een crisissituatie liever filmt dan ze helpt of met rust laat. 

Slide 6 - Tekstslide

6. Welke functie heeft alinea 3 ten opzichte van alinea 1 en 2?
A
conclusie
B
constatering
C
samenvatting
D
voorbeeld

Slide 7 - Quizvraag

7. ster in het digitale leven tegenover loser in het echte leven 
8. Hij vindt dat omdat we ons door ons gedrag als ramptoeristen buiten het echte leven plaatsen. 
9. We zijn onfatsoenlijker en dommer geworden. 
10. Hij bedoelt daarmee dat we weer moeten gaan zien wat de belangrijkste dingen in het leven zijn. 

Slide 8 - Tekstslide

11. De houding van de auteur blijkt uit de toon van de tekst. Hoe kun je die toon het beste beschrijven?
A
als bezorgd
B
als neutraal
C
als tactloos
D
als verontwaardigd

Slide 9 - Quizvraag

12. Citeer een zin die ironie (of sarcasme) bevat.

Slide 10 - Woordweb

13. Wat is het belangrijkste tekstdoel?
A
informeren
B
opiniëren
C
overtuigen
D
activeren

Slide 11 - Quizvraag

Huiswerk: opdr 2 + 3 
Vanaf bladzijde 66 

Slide 12 - Tekstslide

Lezen tekst ''Kindermarketing''

Slide 13 - Tekstslide

Wat was voor de auteur de aanleiding om de column te schrijven?












Wat was voor de auteur de aanleiding om de column te schrijven?

Slide 14 - Open vraag

''Jemig.'' (al. 2) Waarom schrijft de schrijver dat?
A
Hij begrijpt niet dat Gabi onzeker is over haar lichaam.
B
Hij is er verwonderd over dat ze zo ongezond doet.
C
Hij snapt niet dat mooie mensen onzeker zijn over hun lichaam.
D
Hij verbaast zich erover dat mensen 4 of 5 keer sporten per week.

Slide 15 - Quizvraag


‘Als het al onvolkomenheden zijn.’ (al. 3)

Wat wil de schrijver daarmee zeggen?

Slide 16 - Open vraag


Citeer de zin waaruit het vermoeden van de auteur blijkt dat veel kinderen beïnvloed worden door de vlogs waarnaar ze kijken.

Slide 17 - Open vraag


Waarmee eindigt de tekst?
A
conclusie
B
samenvatting
C
aanbeveling
D
afweging

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het belangrijkste doel van deze column?
A
informeren
B
amuseren
C
opniëren
D
overtuigen

Slide 19 - Quizvraag

Ik vond deze column
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Poll

Ik begrijp de theorie over de column nu..
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Poll