Woche 41

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

H3b Duits, Woche 40

Beginopdracht

Versie A	Versie B
de dorst	de honger
absoluut	inderdaad, daadwerkelijk
het fruit	de groente
lusten	smaken
schoon	maar

Diese Woche:

Dienstag (50 Min.)

Wörter B

Check: 

Aufgabe 19 + 20

Recap stof grammatica

Kapitel 1: Grammatik C

Freitag (50 Min.)

Dag v/d Duitse taal 

Recap stof grammatica 

Kapitel 1: Grammatik E

Montag (50 Min.)

Uitval (sportdag)

Kapitel 1, Grammatik C

- Je kunt haben en sein in de verleden tijd vervoegen:

- ________ du gestern ein Date? > Ja, meine Freundin und ich ________ in einem Restaurant!

- Ihr ________ letzte Woche in Griechenland, oder? > Nein, meine Eltern ________ eine Reise nach Italien gebucht.

--> Leer de twee rijtjes uit je hoofd.

--> Stap 1: Vertaal de zinnen eerst naar het Nederlands om erachter te komen welke van de twee werkwoorden je nodig hebt (haben / sein)

--> Stap 2: Zet de juiste vorm van het werkwoord neer (= die bij het onderwerp past)

Kapitel 1, Grammatik C

An die Arbeit:

- Training Aufgabe 1, S. 266.

- Challenge Aufgabe 1, S. 267.

Kapitel 1, Grammatik E

- Je kunt "werden" in de tegenwoordige en de verleden tijd, en in de zou-vorm vervoegen.

- Letzte Woche WURDE meine Tante 67 Jahre alt. --> werd

- WIRST du nächstes Jahr in Amsterdam oder Utrecht eine Ausbildung machen? --> zal

- Paul WIRD morgen von seinem Bruder angerufen (= opgebeld). --> wordt

- Ich WÜRDE so gerne einen Hund haben! --> zou

--> Leer de 3 rijtjes incl. betekenissen uit je hoofd (t.t. = worden / zullen, v.t. = werden, zouden)

--> Bedenk in het Nederlands wat voor vorm de zin nodig heeft en pas die aan de persoonsvorm aan.

--> Let op! Bij de zou-vorm moet er altijd nog een extra infinitief (heel werkwoord) in de zin staan

Kapitel 1, Grammatik E

An die Arbeit:

- Training Aufgabe 2 + 3, S. 266.

- Challenge Aufgabe 2, S. 267.

Hausaufgaben für Freitag

- Maken:

- Leren: 

Hausaufgaben für Montag

- Maken: 

- Leren: