In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Teksten lezen, week 3
Texel - Vlieland - Terschelling stap 10
Slide 1 - Tekstslide
Na deze les:
* Heb je de stof die je tot nu toe over non-fictie geleerd hebt, toegepast op een langere tekst. * Heb je de theorie over alinea's, deelonderwerpen, tekstverbanden en signaalwoorden herhaald.
Slide 2 - Tekstslide
De tekst die bij de vragen in deze les hoort, vind je in de drive in het mapje van jouw Waddeneiland.
Kijk bij week 3.
Slide 3 - Tekstslide
Wat is de bedoeling van de vetgedrukte inleiding? Deze geeft een ...
A
korte voorgeschiedenis van het tekstonderwerp.
B
korte vooruitblik op de inhoud van de tekst.
C
overzicht van de opbouw van de tekst.
D
persoonlijke mening over het onderwerp
Slide 4 - Quizvraag
Slide 5 - Video
Wat is het verband tussen alinea 2 en 3?
A
Alinea 2 en 3 vormen een opsomming.
B
Alinea 2 en 3 vormen een tegenstelling.
C
Alinea 3 geeft voorbeelden bij wat er in alinea 2 gezegd wordt.
D
Alinea 3 is een herhaling van de informatie uit alinea 2.
Slide 6 - Quizvraag
Welk kopje geeft het beste de inhoud van alinea 4 weer?
A
Bij mooi en slecht weer
B
Geen modeverschijnsel
C
Steeds meer lichte vliegtuigjes
D
Toestemming vragen
Slide 7 - Quizvraag
Een tekst kan bestaan uit feiten, de mening van de schrijver en de mening van deskundigen / iemand anders. Wat tref je aan in alinea 6 van deze tekst?
A
Alleen feiten.
B
Alleen de mening van de schrijver.
C
Alleen feiten en de mening van iemand anders.
D
Feiten, de mening van de schrijver en die van iemand anders.
Slide 8 - Quizvraag
Wat is het verband tussen alinea 7 en 8?
A
Alinea 7 en 8 vormen een opsomming.
B
Alinea 7 en 8 vormen een tegenstelling.
C
Alinea 8 geeft een toelichting op wat er in alinea 7 genoemd wordt.
D
Alinea 8 noemt een gevolg van de oorzaak die in alinea 7 genoemd wordt.
Slide 9 - Quizvraag
Wat is de belangrijkste bedoeling van alinea 9?
A
Een voorbeeld geven.
B
Iets ontkennen.
C
Nieuwe gegevens toevoegen.
D
Teleurstelling uitspreken.
Slide 10 - Quizvraag
Wat is de belangrijkste bedoeling van de schrijver van deze tekst? De schrijver wil de lezer ...
A
amuseren met een artikel over sportvliegtuigjes.
B
informeren over de (on)veiligheid van het luchtruim.
C
overhalen om ook aan recreatievliegen te gaan doen.
D
overtuigen dat het heel moeilijk is om een vliegbrevet te halen.
Slide 11 - Quizvraag
In alinea 3 kun je lezen dat een piloot iedere twee jaar een test moet doen om te laten zien dat hij de noodprocedures beheerst. Als een piloot faalt, kan het zijn dat hij zijn dure vliegbrevet kwijtraakt. Vind jij het terecht dat iemand die de noodprocedures niet goed kan uitvoeren zijn brevet verliest? Geef minimaal twee redenen bij je mening.
Slide 12 - Open vraag
Wat heb je geleerd?
* Je hebt de stof die je tot nu toe over non-fictie geleerd hebt, toegepast op een langere tekst.
* Je hebt de theorie over alinea's, deelonderwerpen, tekstverbanden en signaalwoorden herhaald.
Slide 13 - Tekstslide
Wat bereid je voor voor de volgende les?
Je werkt zelfstandig aan de betoogopdracht voor M&M over de EU.