Instructieles drogredenering (start)

Maak je klaar voor de les:

iPad op de kop;
Schrift
Pen
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 55 min

Onderdelen in deze les

Maak je klaar voor de les:

iPad op de kop;
Schrift
Pen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deze week:

iBook Argumentatieleer

Opdracht 21 t/m 27
(tijdsduur: ongeveer 45 minuten)


Vandaag:
De kracht van argumentatie


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugblik
Praktische informatie
Oefentekst over argumentatie in teksten.
Oefenen

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen een argumentatiestructuur, een argumentatiesoort en een argumentatieschema?
Gebruikt je ingevulde theorieblad over argumentatie;


Wat voor soort argument(en) wordt hieronder gebruikt?

De lijst met taaltips van LAKS past meer bij deze tijd. Door te stoppen met onderscheid maken, bevorder je kansengelijkheid en werk je de genderverschillen weg.
Welk argumentatieschema herken je 
in het volgende tekstfragment?

Taal wordt gebruikt om betekenis te geven aan onze denkwereld, dus woorden hebben invloed op hoe we naar de wereld kijken. Daarom moeten docenten hun taal aanpassen aan de stijl die past bij deze tijd.
timer
5:00
Argumentatiesoorten en -schema's
Argumentatiesoorten: feit, onderzoek of wetenschap, normen en waarden, normen en waarden, vermoedens, geloof of overtuiging, gezag of autoriteit.
Argumentatieschema: oorzaak en gevolg, overeenkomst en vergelijking, voorbeelden, voor- en nadelen, kenmerk of eigenschap, autoriteit.

Slide 4 - Tekstslide

Ze verschafte hem een alibi.
Bereid je slim voor
Je moet de begrippen kennen
Om ze correct te kunnen herkennen en benoemen in oefenopgaven uit de module.
Daardoor kun je de theorie vervolgens met vertrouwen en op de juiste manier toepassen in een hele tekst.
Zodat je zowel binnen als buiten de lessen Nederlands meer begrijpt, beter begrepen wordt én meer invloed hebt.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf nu een argumentatie over de (on)zin van het lezen van boeken, waarin jij zelf een argumentatieschema verkeerd gebruikt.
Welk argumentatieschema wordt hier gebruikt?
De laatste twee boeken van Stefan Hertmans gingen over respectievelijk WOI en WOII, wat mijn interesse heeft en van die boeken heb ik enorm genoten. Zijn nieuwe boek zal mij dan ook zeker aanspreken!
Hieronder staan verschillende fragmenten met argumentatie. De ene argumentatie is sterker dan de andere. Maak een rangorde van sterk naar zwak. Wat maakt het argument sterk of zwak?

(a) Boeken zijn helemaal niet belangrijk. Je kunt toch ook koken zonder kookboek in huis te hebben?

(b) Een boek maakt je empathischer. Een goed geschreven verhaal laat je namelijk inleven in een persoon die jij niet bent of kent.

(c) Een boek bestaat uit witte bladzijden met zwarte letters. Dat is dus hartstikke saai!

(d) Door boeken met fictionele verhalen te lezen, doe je nieuwe kennis en inzichten op.


Argumentatiesoorten en -schema's
Argumentatiesoorten: feit, onderzoek of wetenschap, normen en waarden, normen en waarden, vermoedens, geloof of overtuiging, gezag of autoriteit.
Argumentatieschema: oorzaak en gevolg, overeenkomst en vergelijking, voorbeelden, voor- en nadelen, kenmerk of eigenschap, autoriteit.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Belang van verhalen
Boeken zijn soms vensters die een zicht op de wereld bieden die waarheidsgetrouw, fictief, herkenbaar of vervreemdend kan zijn. Die vensters kunnen ook spiegels zijn: in literatuur zien we ons eigen leven en onze ervaringen gereflecteerd.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf een tekstfragment waarin jij jouw favoriete (jeugd)boek aanprijst. Je gebruikt een nevenschikkend onafhankelijke argumentatie.
Kies heel bewust twee van de argumentatieschema's.
Argumentatiesoorten en -schema's
Argumentatiesoorten: feit, onderzoek of wetenschap, normen en waarden, normen en waarden, vermoedens, geloof of overtuiging, gezag of autoriteit.
Argumentatieschema: oorzaak en gevolg, overeenkomst en vergelijking, voorbeelden, voor- en nadelen, kenmerk of eigenschap, autoriteit.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rouleer en herken de argumentatieschema's.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rouleer nog een keer en herken de argumentatieschema's. Heeft de ander het juiste argumentatieschema benoemd of zie jij het anders?

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

keer terug naar je eigen papier. Beoordeel of het benoemen van het argumentatieschema goed is.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deze week:

iBook Argumentatieleer

Opdracht 21 t/m 27
(tijdsduur: ongeveer 45 minuten)


Vandaag:
De kracht van argumentatie


Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies