H7 Opslag, uitscheiding en bescherming (H7.1 t/m H7.4)

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 135 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

7.1 Een constant inwendig milieu
leerdoel
Ik kan beschrijven hoe bij de mens een vrij constant inwendig milieu wordt gehandhaafd. 

 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inwendig milieu en Uitwendig milieu samen vergeleken

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opname, opslag, uitscheiding
  • Je inwendig milieu moet contstant gehouden worden.
  • Dit gebeurt door stoffen op te nemen, op te slaan of uit te scheiden.
  • Tekort? Stof opnemen
  • Overschot? Stof opslaan of uitscheiden

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opname, uitscheiding en opslag
Opname van stoffen:
Door opname van stoffen uit het uitwendige milieu wordt voorkomen dat het inwendige milieu een tekort aan die stoffen krijgt.
Opslaan van stoffen:
Als er een teveel van een stof in het inwendige milieu aanwezig, kunnen bepaalde organen deze stoffen opslaan. De stof wordt dan aan het interne milieu onttrokken, maar blijft wel in het lichaam aanwezig.
Uitscheiding van stoffen:
Als er een teveel van een stof in het inwendige milieu aanwezig is, kunnen bepaalde organen deze stof ook uitscheiden. De stof wordt dan aan het interne mulieu onttrokken en uit het lichaam verwijderd.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opname
Bijvoorbeeld:
  • Darmkanaal: opname voedingsstoffen
  • Longen: opname van zuurstof

 

Slide 8 - Tekstslide

Een tekort aan bepaalde stoffen wordt voorkomen, doordat regelmatig stoffen worden opgenomen uit het uitwendige milieu
Opslaan van stoffen
lever slaat glycogeen, mineralen en vitaminen op
De huid slaat vet op.

In het gele beenmerg in pijpbeenderen wordt vet opgeslagen

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitscheiding

Lever: uitscheiding van gal met kleurstoffen

Longen: uitscheiding  van koolstofdioxide

Huid: uitscheiding van zweet, water en zout

Nieren: uitscheiding van urine met water, ureum en zouten


Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Thema 7.2 De lever
Leerdoel:
Je kunt de functies van de lever noemen. Ook kun je omschrijven wat hepatitis is.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Functies van de lever

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Functies lever
Veel glucose in bloed - omgezet in glycogeen - opgeslagen in de lever

Weinig glucose in bloed - glycogeen omgezet in glucose - opgenomen in bloed

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hepatitis - leverontsteking

De meest voorkomende soorten hepatitis zijn hepatitis A, B en C 

Slide 15 - Tekstslide

Bacteriën
  • gonorroe
  • syfilis
  • chlamydia

Virussen
  • hepatitis B
  • aids
Hepatitis B en aids worden door virussen veroorzaakt. Antibiotica helpen dan niet. Virussen kunnen wel geremd worden.

De lever is ontstoken bij hepatitis. Daardoor krijgt iemand met hepatitis last van vermoeidheid, koorts en pijn in de onderbuik. In sommige gevallen kleurt de huid geel. Meestal verdwijnt de ziekte vanzelf maar het kan ook leiden tot ernstige schade aan de lever.

Slide 16 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Thema 7.3 De nieren en urinewegen
Leerdoel
Je kunt de delen van de nieren en van de urinewegen noemen met hun functies en kenmerken.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

functie van de nieren

Nierschors en merg, uitscheiding van overtollig water en zouten, van afvalstoffen(ureum) en schadelijke stoffen.


De verwijderde stoffen heten samen Urine


Weg naar buiten : 

Via nierbekken, urineleiders, urineblaas en urinebuis 


Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kleur

  • Licht geel: veel water in de urine.
  • Donker geel: weinig water in de urine.
  • Donkergeel tot donkerbruin: kan duiden op leveraandoening.
  • Roze, roodbruin of vleeskleurig: bloed bij de urine. Dit noem je?

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

7.4 De huid en het onderhuidse bindweefsel

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Thema 7. 4 De Huid en het onderhuidse bindweefsel

Leerdoel
Ik kan de delen van de huid en het onderhuidse bindweefsel noemen met hun functies en kenmerken

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De opperhuid
De eerste laag van de huid is de opperhuid.

Bestaat uit:
  • Hoornlaag (dode cellen)
  • Kiemlaag (nieuwe cellen)

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pigmentcel in de kiemlaag

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Heeft meer pigmentcellen

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De lederhuid
In de lederhuid liggen:
  • haarzakjes
  • zintuigen (pijn)
  • bloedvaten
  • zweetklieren
  • Warmte-, koude-, druk-, en tastzintuigen
    Onder de lederhuid ligt bindweefsel

Lederhuid

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onderhuids bindweefsel

  • In het onderhuids bindweefsel lopen zenuwen en bloedvaatjes. 

  • In het onderhuids bindweefsel is vet opgeslagen. Vet isoleert tegen de kou.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies