Tijdvak 7: Pruiken en revoluties Brugklas

Tijdvak 7: Pruiken en revoluties Brugklas
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Tijdvak 7: Pruiken en revoluties Brugklas

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Wat maakt de afbeelding (gemaakt door een onbekende Arabische tekenaar) een betrouwbare bron voor de slavenhandel in de Arabische wereld in de 13e eeuw?
A
de naam van de tekenaar
B
het gebied waaruit de afbeelding komt
C
het feit dat er tekst en beeld te zien is
D
geen van de genoemde antwoorden is juist

Slide 4 - Quizvraag

Slide 5 - Tekstslide

Wat is een plantage?
A
Groot landbouwbedrijf met meestal 1 gewas
B
Klein landbouwbedrijf met veel gewassen
C
Groot landbouwbedrijf met veel gewassen
D
Klein landbouwbedrijf met 1 gewas

Slide 6 - Quizvraag

Was is geen plantageproduct?
A
Koffie
B
Tabak
C
Katoen
D
Kaneel

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Wat was de driehoekshandel?
A
Handel tussen Nederland, Spanje en Amerika
B
Handel tussen Europa, Afrika en Amerika
C
Handel tussen Europa, Amerika en Azië
D
Handel tussen Nederland, Afrika en Nieuw-Amsterdam

Slide 10 - Quizvraag

Sleep de eigenschappen!
Oostzeehandel
VOC
WIC
Handel met Amerika
Slavenhandel
Kaapvaart
Handel in specerijen
Hout en graan
Handel met Azië
Plantage producten
Scandinavië en Rusland

Slide 11 - Sleepvraag

Een van de taken van de VOC was het handelen in slaven
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Gok vraag: Wanneer begon slaven handel?
A
1668
B
10.000 voor Chr.
C
1621
D
1643

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

De slaven kregen tijdens de reis per schip voldoende water en voedsel.
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Hoeveel slaven werden er gemiddeld vervoerd van Afrika naar Amerika per schip
A
400-500
B
1000
C
1000
D
50

Slide 16 - Quizvraag

Wat gebeurde er met Slaven, voordat ze per schip naar Amerika gebracht werden?
A
Ze krijgen een tatoeage van een slavennummer
B
Ze worden gebrandmerkt met logo van WIC.
C
Ze krijgen een keten om hun enkels.

Slide 17 - Quizvraag

Welke stelling is juist?

1. Dode slaven op een schip werden overboord gegooid.
2. Een slaaf werd voor ongeveer 500 euro verkocht op de markt.
A
beiden zijn goed
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
1 is juist, 2 is onjuist
D
beiden zijn onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Tekstslide

Waarover schrijft de kapitein in het logboek?
A
Over de bemanning en het schip.
B
Over het weer en het schip.
C
Over het eten, de bemanning en het schip.
D
Over het schip, het weer, de slaven en de bemanning.

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide

Waar werden de slaven als handel verkocht op markten?
A
New York
B
Suriname
C
Portugal
D
Antillen

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Tekstslide

Wat is juist?
A
Er waren ook slaven die betaald werden voor hun werk
B
Er waren ook slaven die zich verzetten of het bos in vluchtten
C
Veel slaven stierven onderweg op de schepen van Suriname naar NL
D
Op een slavenmarkt moesten slaven producten van de plantage verkopen

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Hoe voerden actiegroepen in Engeland actie tegen slavernij?
A
Er werd in kerken over gepreekt.
B
Mensen kwamen in opstand.
C
Kranten drukten alleen nog artikelen tegen slavernij af.
D
Mensen stuurden brieven naar de regering.

Slide 27 - Quizvraag

In welk jaar heeft Engeland de slavernij verboden in de koloniën?
A
1823
B
1833
C
1843
D
1863

Slide 28 - Quizvraag

Engeland begon als eerste met de afschaffing slavernij in 1833. Wanneer deed Nederland dit?
A
1840
B
1863
C
1900
D
1875

Slide 29 - Quizvraag

Wat is abolitionisme?
                 
      Wat is abolitionisme?
A
Mensen hebben recht om zichzelf te besturen
B
Het streven naar afschaffing van slavenhandel en slavernij
C
Mannen en vrouwen hebben gelijke rechten
D
De koning moet afgezet worden

Slide 30 - Quizvraag