,

WRE 2AHA - Grammatica Woordsoorten - Les 1

Nederlands
Welkom 2AHA!
Cursus 5 - Grammatica
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
Welkom 2AHA!
Cursus 5 - Grammatica

Slide 1 - Tekstslide

Planning

Uitleg werkwoordspelling 

Zelfstandig met de oefeningen aan de slag
P L A N N I N G
Cursus 5 - Grammatica
1. Amsterdam: wat moet je weten?
2. Lesdoelen
3. Planning komende tijd
4. Verschil zinsdelen en woordsoorten
5. De basis herhalen
6. Zelfstandig aan het werk
7. Afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

  • Je weet wat het verschil is tussen zinsdelen benoemen en woordsoorten benoemen
  • Je hebt de leerstof van vorig jaar herhaald en weet waar we de komende periode aan gaan werken
Lesdoelen

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

1 Ontleden in zinsdelen

Deze manier heet: redekundig ontleden.


Zinsdelen zijn groepjes woorden in een zin die bij elkaar horen. Eerst verdeel je de zin in zinsdelen. Vervolgens geef je die zinsdelen een naam. Bijvoorbeeld: persoonsvorm, onderwerp, gezegde.


Slide 6 - Tekstslide

2. Ontleden in woordsoorten

Deze manier heet: taalkundig ontleden.


Hierbij bepaal je voor elk woord in de zin tot welke woordsoort het behoort.

Bijvoorbeeld: lidwoord, werkwoord, bijwoord

Slide 7 - Tekstslide

Grammatica woordsoorten
Zinnen bestaan uit woorden. Die woorden kun je indelen in soorten. Je kunt van elk woord in een zin bepalen bij welke woordsoort het hoort. Zo ontdek je hoe een taal is opgebouwd.

Slide 8 - Tekstslide

Een zelfstandig naamwoord
Een zelfstandig naamwoord is een woord voor een mens, dier, ding of gevoel. Een ding kan van alles zijn. 

vrouw, vader, hond, goudvis, kamerplant, tabaksplant, fiets, pen, voetbal, telefoon, AirPods, school.

Slide 9 - Tekstslide

Een zelfstandig naamwoord
  • Een concreet zelfstandig naamwoord (czn) geeft iets tastbaars aan. Iets wat je kunt aanraken: fiets, trouwring, berg, rivier, stoel. 
  • Een abstract zelfstandig naamwoord (azn) geeft iets aan wat je niet kunt aanrakken: ruzie, maand, onrust, tijd.

  • Een eigennaam (zn-e) is ook een zelfstandig naamwoord. Namen van mensen, plaatsen of dingen: Max, Vlieland, Rijksmuseum.

Slide 10 - Tekstslide

Een zelfstandig naamwoord
Je herkent een zelfstandig naamwoord (zn) aan drie dingen:
1. Je kunt een zn in het meervoud zetten (een fiets, twee fietsen).
2. Je kunt een zn verkleinen. 
(fiets - fietsje).
3. Je kunt er een lidwoord voor zetten (de fiets, een fiets). 

Slide 11 - Tekstslide

Lidwoorden
Er zijn drie lidwoorden: de, het en een.

Een lidwoord (lw) hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord. 
De woorden de en het zijn bepaalde lidwoorden (blw), want bij de pen en het boek weet je precies welke pen en welk boek bedoeld worden. 
Bij een pen en een boek weet je dat niet. Daarom is het een onbepaald lidwoord (olw).

Slide 12 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord (bn)
Geeft extra info (details) over een zelfstandig naamwoord: de groene kat, het grote feest.
Zo herken je een bn:
  • Staat voor of achter het zn.
  • Heeft een korte vorm (groen) en een lange vorm (groene).
  • Trappen van vergelijking.

Slide 13 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord (bn)
Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord (st. bn) geeft aan van welke stof iets gemaakt is. 

  • De zilveren ketting.
  • Een wollen trui.
  • Een houten bank.

Slide 14 - Tekstslide

ZELFSTANDIG WERKEN
Wat:
Maak de herhaling van leerjaar 1.
Cursus 5 - Grammatica
§2 WS Herhaling leerjaar 1
Hoe:
Online methode. Zelfstandig.
Hulp:
Steek je hand op, dan kom ik helpen.
Tijd:
Tot het einde van deze les.
Klaar:
Neem alvast de 
WS-paragrafen door.

Slide 15 - Tekstslide