Quizz Politiek Maatschappijleer

Quizz Politiek Maatschappijleer
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Quizz Politiek Maatschappijleer

Slide 1 - Tekstslide

Wie zitten er in de overheid?
A
De koning en de ministers
B
Alle politici en ambtenaren
C
De eerste en tweede kamer
D
De gemeenteraad

Slide 2 - Quizvraag

Wat wordt niet betaald met belasting geld?
A
De winst van grote bedrijven
B
Salarissen van politici
C
Onderhoud aan ziekenhuizen
D
De publieke omroep

Slide 3 - Quizvraag

Wat is een referendum?
A
Een wetsvoorstel waar de Tweede Kamer over stemt
B
De wetten in Nederland
C
Het stemmen op volksvertegenwoordigers
D
Een stemming over een belangrijk onderwerp

Slide 4 - Quizvraag

Wie is geen volksvertegenwoordiger?
A
De burgemeester van Alphen aan de Rijn
B
De mensen van de coalitiepartijen
C
De ambtenaren
D
De mensen van de oppositiepartijen

Slide 5 - Quizvraag

Wat vindt het liberalisme belangrijk?
A
Solidariteit met minderheden
B
De normen en waarden uit de Bijbel
C
Persoonlijke en Economische vrijheid
D
Opkomen voor de gewone burger

Slide 6 - Quizvraag

Welke van deze partijen hoort bij de stroming Christen-Democratie?
A
CDA
B
PvdD
C
VVD
D
BBB

Slide 7 - Quizvraag

Wat willen linkse partijen?
A
Mensen zelf verantwoordelijkheid geven
B
Het verschil tussen arm en rijk verkleinen
C
Burgers redden van de 'elite'
D
Het verschil tussen arm en rijk vergroten

Slide 8 - Quizvraag

Wie zitten er in het Parlement?
A
De ministers en de koning
B
De wethouders en burgemeester
C
De Eerste en Tweede Kamer
D
De commissaris van de koning en Dick Schoof

Slide 9 - Quizvraag

Wat is geen taak van het parlement?
A
Ministers controleren
B
Wetten aanpassen
C
Moties indienen
D
De gemeenteraad controleren

Slide 10 - Quizvraag

Wat is een zetel?
A
Eén plek in het Parlement
B
Het gemeentehuis
C
Een ingediende mening van een Kamerlid
D
Een manier om ministers te controleren

Slide 11 - Quizvraag

Wat gebeurt er met de partij die de meeste stemmen krijgt bij de verkiezingen?
A
Die mag kiezen met welke partijen die gaat regeren
B
Die mag alle ministers aanleveren
C
Die mag de miljoenennota voorlezen op Prinsjesdag
D
Die mag alle wetten maken

Slide 12 - Quizvraag

Wat gebeurt er op Prinsjesdag?
A
Dan doet de Koninklijke familie een fotoshoot
B
Dan gebeurt er niks
C
Dan wordt de troonrede voorgelezen
D
Dan zijn er verkiezingen

Slide 13 - Quizvraag

Wat staat er in de miljoenennota?
A
Hoeveel er is uitgegeven afgelopen jaar
B
Een overzicht van de plannen van het kabinet
C
Hoeveel zetels iedere partij heeft
D
Waar allemaal op bezuinigd gaat worden

Slide 14 - Quizvraag

Wat mogen de coalitiepartijen niet?
A
Ministers aanleveren
B
Een meerderheid vormen in de Tweede Kamer
C
Moties indienen
D
Zelf wetten maken zonder te overleggen

Slide 15 - Quizvraag

Wat is niet waar over de Eerste Kamer?
A
Er zijn 75 zetels
B
Ze vergaderen iedere dag
C
Ze mogen ook stemmen over wetten
D
Ze worden gekozen door de Provinciale Staten

Slide 16 - Quizvraag

Wie heeft de wetgevende macht in handen?
A
Het Kabinet
B
De gemeenteraad
C
Het Parlement
D
De koning

Slide 17 - Quizvraag

Wat is een wethouder?
A
Iemand in de gemeenteraad verantwoordelijk voor een onderwerp
B
Een lid van een oppositiepartij
C
De leider van een ministerie
D
Het hulpje van de koning

Slide 18 - Quizvraag

Wat is geen voorbeeld van een ministerie?
A
Financiën
B
Justitie
C
Onderwijs
D
Sociale Media

Slide 19 - Quizvraag

Hoe vaak zijn er verkiezingen voor de gemeenteraad?
A
Iedere vier jaar
B
Iedere twee jaar
C
Iedere vijf jaar
D
Ieder jaar

Slide 20 - Quizvraag

Met wie kun je het College van Gedeputeerde Staten op landelijk niveau vergelijken?
A
Het College van Wethouders en Bestuurders
B
De ministers
C
De Tweede Kamer
D
De staatssecretarissen

Slide 21 - Quizvraag