A hoofdletters en leestekens

Hoofdletters en leestekens
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Hoofdletters en leestekens

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
2. Ik kan hoofdletters bij namen op de juiste manier spellen. 

1. Ik kan hoofdletters in zinnen en punten, uitroeptekens, komma's,  vraagtekens en aanhalingstekens op de juiste manier gebruiken.


Slide 2 - Tekstslide

Weet je nog?
Wanneer gebruik je hoofdletters?

Slide 3 - Open vraag

Wanneer gebruik je géén hoofdletter?
A
Namen van winkels
B
Familienamen
C
Namen van maanden
D
Namen van musea

Slide 4 - Quizvraag

Wanneer gebruik je géén hoofdletter?
A
Namen van feestdagen
B
Namen van jaargetijden
C
Namen van personen
D
Namen van bedrijven

Slide 5 - Quizvraag

Wanneer een hoofdletter
1. Aan het begin van een zin: 
Heb jij ook al zin in de herfstvakantie?

2. Bij allen (eigen)namen : Piet, Varendonck, Nederland, Europa.
Lynn van der Bragt, L. van der Bragt, mevrouw Van der Bragt. 
Namen van games, merken enz: Fortnite,  Coca Cola.

3. Bij woorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid: 
Europeaan, Rotterdammer, het schoolvak Engels.
4. Titels van boeken, series, films,   De Hongerspelen - Goede Tijden, Slechte Tijden, Star Wars,
 

Slide 6 - Tekstslide

Geen hoofdletter 

  1. Namen van dagen
  2.  Namen van maanden
  3.  Namen van seizoenen
  4. Namen van windstreken noord- oost - zuid- west

  1.  Afleidingen van feestdagen - kerstdiner - kerstviering

Slide 7 - Tekstslide

Leestekens (interpunctie)
Elke zin eindigt met een punt, vraagteken of uitroepteken:
1. Een punt komt na  mededelende zin: 
Vandaag is het weer maandag.
2. Een vraagteken zet je na een vraag: 
Wat is jouw favoriete dag van de week?

3. Een uitroepteken gebruik je om een zin extra nadruk te geven: 
Pas op voor die auto! 

Slide 8 - Tekstslide

De komma 
1. De komma gebruik je tussen twee persoonsvormen in:
Als ik naar school fiets, geniet ik altijd van de mooie omgeving.

2. De komma plaats je ook voor voegwoorden, zoals als, doordat, maar, nadat, zodat, omdat, terwijl, want, voordat, zodat, zodra enzovoorts...
Ik fiets vaak naar school, maar soms pak ik ook wel de auto. 
3. De komma plaats je bij opsommingen:
De Benelux bestaat uit België, Nederland en Luxemburg.



Slide 9 - Tekstslide

Geen komma 


Uitzondering: "en" en "of"
Ik fiets vaak naar school en ik geniet dan van de mooie omgeving. 

Wil je fris, koffie of thee?

Slide 10 - Tekstslide

Welk woord krijgt een hoofdletter?
A
noorden
B
walvisstraat
C
kerstvakantie
D
hockey

Slide 11 - Quizvraag

Zijn de hoofdletters juist geplaatst?

44 mensen rijden richting het Oosten van Holland.
A
ja
B
nee

Slide 12 - Quizvraag

Zijn de hoofdletters en leestekens juist geplaatst?

De coach riep naar de spits: "Jij neemt de penalty!"
A
ja
B
nee

Slide 13 - Quizvraag

Neem de zin over en plaats hoofdletters en leestekens.

een jongen uit duitsland heeft afgelopen dinsdag de audi van zijn moeder in de prak gereden

Slide 14 - Open vraag

Welke bewering is waar?
A
Als een zin begint met een getal krijgt het woord dat volgt een kleine letter.
B
Je gebruikt aanhalingstekens bij het weergeven van gedachten.
C
Je gebruikt een kleine letter bij namen van bergen en rivieren.
D
Je gebruikt een kleine letter bij bijvoeglijke naamwoorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid.

Slide 15 - Quizvraag

Wat is juist?
A
Kerstboom
B
kerstboom

Slide 16 - Quizvraag

Wat is juist?
A
woensdag
B
Woensdag

Slide 17 - Quizvraag

Wat is juist?
A
meneer S. Van der Zee
B
meneer S. Van Der Zee
C
meneer S. van der Zee
D
meneer S. van der zee

Slide 18 - Quizvraag

Schrijf over. Zet hoofdletters en leestekens waar dat moet.

ik blijf vandaag thuis omdat ik ziek ben

Slide 19 - Open vraag

Schrijf over. Zet hoofdletters en leestekens waar dat moet.
mieke uit noord-brabant heeft veel dieren kippen schapen en honden

Slide 20 - Open vraag

Juist of onjuist:
Pieter Van Duinrade
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quizvraag

Wat is juist?
A
café Zeezicht
B
café zeezicht

Slide 22 - Quizvraag

Juist of onjuist:
nederlandse
A
Juist
B
Onjuist

Slide 23 - Quizvraag

Juist of onjuist:
Mercedes
A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quizvraag

Juist of onjuist:
Pieter Van Duinrade
A
Juist
B
Onjuist

Slide 25 - Quizvraag

Juist of onjuist:
Janneke de Boer
A
Juist
B
Onjuist

Slide 26 - Quizvraag