1. De komma gebruik je tussen twee persoonsvormen in:
Als ik naar school
fiets, geniet ik altijd van de mooie omgeving.
2. De komma plaats je ook voor voegwoorden, zoals als, doordat, maar, nadat, zodat, omdat, terwijl, want, voordat, zodat, zodra enzovoorts...
Ik fiets vaak naar school, maar soms pak ik ook wel de auto.
Uitzondering: "en" en "of"
Ik fiets vaak naar school en ik geniet dan van de mooie omgeving.