Je wijst breuken aan op de getallenlijn, je vergelijkt ze en je gebruikt de bijbehorende begrippen. Je zet eenvoudige breuken om naar decimale getallen en andersom.
Je vereenvoudigt breuken. Je maakt breuken gelijknamig. Je telt eenvoudige breuken op, trekt ze af, vermenigvuldigt ze en deelt ze, ook met de rekenmachine.
Slide 4 - Tekstslide
Wat gaan wij leren vandaag?
Je zet eenvoudige breuken om in decimale getallen en andersom.
Je vereenvoudigt een breuk.
Slide 5 - Tekstslide
Wat zijn breuken?
Een breuk bestaat uit een teller en een noemer.
Slide 6 - Tekstslide
Breuken en decimale getallen
Van decimaal getal naar breuk.
Schrijf het decimale getal als een breuk van tienden of honderdsten.
Vereenvoudig de breuk zo ver mogelijk.
Bijv. 0,6 = .....
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
We gaan aan de slag!
Doelen deze week:
Les 1 en 2: 4.2.3 Van breuk naar decimaal getal en omgekeerd
4.2. Diagnostische oefeningen
4.3.1 Breuken vereenvoudigen
Les 3: 4.3.2 Breuken optellen en aftrekken
Slide 9 - Tekstslide
Kunnen wij het nu?
Je zet eenvoudige breuken om in decimale getallen en andersom.