Hst 3 Lezen

Hst 3 Lezen Thema vervoer
blz 164
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpellingTaalVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 4

In deze les zitten 39 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Hst 3 Lezen Thema vervoer
blz 164

Slide 1 - Tekstslide

informatie
Een schrijver schrijft een tekst nooit zomaar.

De schrijver schrijft:
- met bepaald doel
-iets met de tekst bereiken

Slide 2 - Tekstslide

woordbegrip
belangrijkste boodschap

betekent in dit geval:
Wat wil de tekst (de schrijver) je meegeven. 


Slide 3 - Tekstslide

Tekstdoel
Er zijn verschillende soorten tekstdoelen

Het tekstdoel hangt af wat de schrijver je mee wilt geven.

Slide 4 - Tekstslide

Tekstdoel
Amuseren / vermaken

De schrijver wil dat je het leuk vindt om een verhaal te lezen.

Slide 5 - Tekstslide

Tekstdoel
Informeren

De schrijver wil iets over een onderwerp vertellen. 

Slide 6 - Tekstslide

Vraag 2 D (164)
Informatie geven is een voorbeeld van een tekstdoel

Waar

Niet waar

Slide 7 - Tekstslide

Tekstdoel
activeren / overhalen

De schrijver wil dat jij iets gaat doen.

Slide 8 - Tekstslide

Tekstdoel
Mening geven / overtuigen

De schrijver zegt wat hij van iets vindt. 

Slide 9 - Tekstslide

Tekstsoort
Er zijn verschillende tekstsoorten 

De schrijver bepaald zelf hoe hij zijn boodschap / zijn doel over wilt brengen.

Slide 10 - Tekstslide

voorbeelden 
Tekstsoort: De brief

In een brief kan je informatie geven, maar ook je mening. 
Een brief heeft een vaste indeling en lijkt veel op een e-mail.

Slide 11 - Tekstslide

Vraag 2 A
Een brief is een voorbeeld van een tekstdoel?

Waar

Niet waar

Slide 12 - Tekstslide

voorbeelden
nieuwsartikel

Een nieuwsartikel vind je in een krant of een tijdschrift. Ook op het internet vind je veel nieuwsartikelen. 
In een nieuwsartikel wordt informatie gegeven over een bepaald onderwerp.

Slide 13 - Tekstslide

voorbeelden
advertentie

Een advertentie probeert iemand over te halen om iets te doen. Het is vaak reclame. Bijvoorbeeld dat je ergens lid van wordt. 

Slide 14 - Tekstslide

Vraag 2 B
Een advertentie is een voorbeeld van een tekstsoort?

Waar 

Niet waar

Slide 15 - Tekstslide

voorbeelden
interview

Een interview is een vraaggesprek. De interviewer stelt vragen aan één of meer personen. 
De interviewer vraagt naar 
 informatie en een mening.

Slide 16 - Tekstslide

Vraag 2 C
Een interview is een vraaggesprek

Waar

Niet waar

Slide 17 - Tekstslide

Indeling tekst
De indeling van een tekst:

een inleiding

een middenstuk

het slot

Slide 18 - Tekstslide

Inleiding


Vertelt je waar de tekst over gaat.
De schrijver wil je nieuwsgierig maken zodat je de rest van de tekst leest.

Slide 19 - Tekstslide

Middenstuk
Het middenstuk geeft je de belangrijkste informatie van de tekst. 

Deze informatie noem je de kern van de tekst. 
Het kunnen 1 of meerdere alinea's zijn.

Slide 20 - Tekstslide

Vraag 2 e 
Het middenstuk van een tekst noem je het centrum van de tekst?

Waar

Niet waar

Slide 21 - Tekstslide

Het slot
Het slot van de tekst is het einde van de tekst. De schrijver vertelt in een paar zinnen waar de tekst over gaat. Eigenlijk is dit een soort samenvatting. Soms geeft hij ook zijn mening. 

Slide 22 - Tekstslide

Vraag 2 f
In het slot van de tekst vind je vaak een samenvatting van de tekst.

Waar

Niet Waar

Slide 23 - Tekstslide

Bron

De bron vertelt je wie de tekst geschreven heeft en / of waar de tekst vandaan komt. 

Slide 24 - Tekstslide

Vraag 2 g
De bron vertelt je wie de tekst geschreven heeft en / of waar de tekst vandaan komt. 

Waar

Niet waar

Slide 25 - Tekstslide

De tussenkop
Simpel gezien is een tussenkop een stukje tekst tussen alinea’s. Het is vaak een woord of een aantal woorden die te maken hebben met het onderwerp van de alinea.

Slide 26 - Tekstslide

Vraag 2 h
Een tussenkop is hetzelfde als een titel.

Waar

Niet Waar

Slide 27 - Tekstslide

Opdracht 2
We lezen de theorie blz 165

Slide 28 - Tekstslide

We lezen tekst 1

Slide 29 - Tekstslide

We geven antwoord op de vragen

Slide 30 - Tekstslide

A. Wat is de titel van de tekst?
B. Uit hoeveel alinea's bestaat de tekst?

Slide 31 - Tekstslide

C. Uit hoeveel zinnen bestaat de tweede alinea van de tekst?
D. Met welk woord eindigt de eerste zin van de laatste alinea?

Slide 32 - Tekstslide

e. Wat is het onderwerp van deze tekst

vliegtuigongelukken
vliegangst
autorijden
f. Wat is de hoofdgedachte van deze tekst?

- Mensen met vliegangst zijn bang om neer te storten.
- Als je in een auto rijdt, krijg je snel een ongeluk
- Vliegen is veel veiliger dan autorijden.

Slide 33 - Tekstslide

Opdracht 3
We lezen tekst 2
We maken de vragen

Slide 34 - Tekstslide

a. Wat is de titel van de tekst?
b. Uit hoeveel alinea's bestaat de tekst?

Slide 35 - Tekstslide

c. uit hoeveel zinnen bestaat de derde alinea?
d. met welk woord begint de derde zin van de laatste alinea?

Slide 36 - Tekstslide

e. Bedenk zelf een bijschrift van vier tot zes woorden bij de foto.
f. Wat is de bron van de tekst?

Slide 37 - Tekstslide

g. Welk tekstdoel hoort bij de tekst?

Informatie geven
mening geven
overhalen
vermaken
h. Wat is het onderwerp van de tekst?

het dragen van een helm
brommers
ernstige ongelukken

Slide 38 - Tekstslide

i. Wat is de hoofdgedachte van de tekst

- Het is levensgevaarlijk om zonder helm het verkeer in te gaan.

- Een helm zorg ervoor dat je haar slecht zit.




- Het kost veel geld om een nieuwe helm te kopen.

Slide 39 - Tekstslide