In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Heute
Wiederholen haben/sein und 'geslachten'
Zusammen bezittelijk voornaamwoord wiederholen
Wir lesen zusammen einen Text
Wir hören Aufgabe 4 im Internet (K-Buch)
Wiederholen Uhrzeiten
Slide 2 - Tekstslide
Wanneer weet je of iets mannelijk is?
mannelijke woorden, beroepen, dieren
Wanneer weet je of iets vrouwelijk is? Woorden die eindigen op heit-schaft-keit-ei-ung en eindigen op E
en vrouwelijke beroepen, dieren, woorden
Wanneer weet je of iets onzijdig is? Wanneer je meestal in het Nederlands het voor kunt zetten of de woorden eindigen op -chen en -lein. (zoals Mädchen)
Slide 3 - Tekstslide
der, die oder das?
Tier
A
der
B
die
C
das
Slide 4 - Quizvraag
Slide 5 - Tekstslide
Ich ........... einen Hund.
A
habe
B
hast
C
hat
D
haste
Slide 6 - Quizvraag
Mein Name ........... Isa.
A
bin
B
ist
C
sind
D
seid
Slide 7 - Quizvraag
Het bezittelijk voornaamwoord
mijn = mein(e)
jouw = dein(e)
zijn = sein(e)
haar = ihr(e)
ons/onze = unser(e)
jullie = euer/eure
hun = ihr(e)
uw = Ihr(e)
Slide 8 - Tekstslide
Let op!!!
Het bezittelijk voornaamwoord vervangt lidwoord!
Das ist ein Fahrrad. = Das ist mein Fahrrad
Das ist eine Schule = Das ist meine Schule
Jij schrijf niet !!!!
Das ist eine meine Schule
Slide 9 - Tekstslide
Het bezittelijk voornaamwoord
die-woorden (vrouwelijk en meervoud) krijgen een -e:
der Sohn (m) = ein Sohn = mein Sohn
die Tochter (v) = eine Tochter = deine Tochter
das Baby (o) = ein Baby = sein Baby
die Kinder (mv)= keine Kinder = unsere Kinder
Slide 10 - Tekstslide
...............(mijn) Hobby (o) ist Handball.
A
Meine
B
Mein
C
Deine
D
Dein
Slide 11 - Quizvraag
Das sind..................(onze) Eltern (v).
A
meine
B
dein
C
ihr
D
unsere
Slide 12 - Quizvraag
Lesen!
Wir lesen zusammen den Text auf Seite 111 im T-Buch!
Danach beantworten wir Aufgabe 7
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Hören!
Wir hören Aufgabe 4 im Internet (K-Buch)
Ihr (jullie) beantwortet die Fragen!
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Vertaal: Het is acht uur. Es ist ....
Slide 17 - Open vraag
Het is kwart voor drie
Slide 18 - Open vraag
Feedback! Beantwoord deze vragen per nummer, dus: '1. ik vind,.....' 1. Wat vond je lastig deze week? 2. Wat zou je volgende week anders willen? 3. Bekijk de grammatica van Lektion 1 en 2 in het boek. Wat wil jij de volgende les graag oefenen en herhalen?
Slide 19 - Open vraag
Hausaufgaben
Dokument in Magister zeige ich (laat ik zien). Waar let je op?
Morgen in der Stunde damit beschäftigen.
Einreichen via Teams!
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Heute! Mittwoch den 27. Januar
K-Schüler um 09.30 wieder hier, dann können sie Fragen stellen!
K-Schüler bearbeiten den LessonUp in Magister und schreiben Fragen auf
Wir lernen Grammatik C und wiederholen Grammatik A und B
Slide 22 - Tekstslide
Regelmatige werkwoorden
Vervoegen van het werkwoord door eerst de stam op te schrijven. De stam is het hele werkwoord - en of - n.
Voorbeeld:
wohnen = wohn
kaufen = kauf
reisen = reis
Slide 23 - Tekstslide
Regelmatige werkwoorden: uitgangen
werkwoord: wohnen, stam:wohn
ich wohn e
du wohn
er/sie es wohn
wir wohn
ihr wohn
sie wohn
Sie wohn
Slide 24 - Tekstslide
Regelmatige werkwoorden: uitgangen
werkwoord: wohnen, stam:wohn
ich wohn
du wohn
er/sie es wohn
wir wohn
ihr wohn
sie wohn
Sie wohn
Veel mensen gebruiken:
'feesttenten'
(fe)e-st-t-en-t-en
Slide 25 - Tekstslide
Regelmatige werkwoorden: uitgangen
werkwoord: wohnen, stam:wohn
ich wohn e
du wohn st
er/sie es wohn t
wir wohn en
ihr wohn t
sie wohn en
Sie wohn en
Veel mensen gebruiken:
'feesttenten'
(fe)e-st-t-en-t-en
Slide 26 - Tekstslide
du (kaufen).
A
kaufet
B
kaufe
C
kaufen
D
kaufst
Slide 27 - Quizvraag
ihr (machen)
A
machen
B
machst
C
macht
D
machet
Slide 28 - Quizvraag
Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes: Ich (hören) gerne Musik.
A
hort
B
höre
C
horst
D
horen
Slide 29 - Quizvraag
Wat vind je nog lastig aan het vervoegen van werkwoorden?
Slide 30 - Open vraag
Regelmatige werkwoorden:
stam met - d of -t
werkwoord: antworten, stam:antwort-
ich antworte
du antwortest
er/sie es antwortet
wir antworten
ihr antwortet
sie antworten
Sie antworten
Slide 31 - Tekstslide
Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes: Er(retten) das Kind
A
rette
B
rettet
C
rette
D
retten
Slide 32 - Quizvraag
Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes: Das Kind (melden) sich nicht.
A
meldet
B
melden
C
meldt
D
melde
Slide 33 - Quizvraag
Slide 34 - Tekstslide
Vertaal: Het is acht uur. Es ist ....
Slide 35 - Open vraag
Het is kwart voor drie
Slide 36 - Open vraag
Het is half negen.
Slide 37 - Open vraag
Wat is een bezittelijk voornaamwoord in deze zin? Wie heißt deine Oma?
A
Wie
B
heißt
C
deine
D
Oma
Slide 38 - Quizvraag
Het bezittelijk voornaamwoord
mijn = mein(e)
jouw = dein(e)
zijn = sein(e)
haar = ihr(e)
ons/onze = unser(e)
jullie = euer/eure
hun = ihr(e)
uw = Ihr(e)
Slide 39 - Tekstslide
Let op!!!
Het bezittelijk voornaamwoord vervangt lidwoord!
Das ist ein Fahrrad. = Das ist mein Fahrrad
Das ist eine Schule = Das ist meine Schule
Jij schrijf niet !!!!
Das ist eine meine Schule
Slide 40 - Tekstslide
Het bezittelijk voornaamwoord
die-woorden (vrouwelijk en meervoud) krijgen een -e:
der Sohn (m) = ein Sohn = mein Sohn
die Tochter (v) = eine Tochter = deine Tochter
das Baby (o) = ein Baby = sein Baby
die Kinder (mv)= keine Kinder = unsere Kinder
Slide 41 - Tekstslide
...............(mijn) Hobby (o) ist Handball.
A
Meine
B
Mein
C
Deine
D
Dein
Slide 42 - Quizvraag
Das sind..................(onze) Eltern (v).
A
meine
B
dein
C
ihr
D
unsere
Slide 43 - Quizvraag
............ (jullie) Weinachtsbaum (m) ist sehr schön.
A
unser
B
euere
C
unsere
D
euer
Slide 44 - Quizvraag
Slide 45 - Tekstslide
Sem und Dominique ................ Hunger.
A
hat
B
haben
C
habe
D
hast
Slide 46 - Quizvraag
Herr Fokkert, ............. Sie morgen zu Hause?
A
bist
B
seid
C
sind
D
bin
Slide 47 - Quizvraag
Feedback! Beantwoord deze vragen per nummer, dus: '1. ik vind,.....' 1. Wat vond je lastig deze week? 2. Wat zou je volgende week anders willen? 3. Bekijk de grammatica van Lektion 1 en 2 in het boek. Wat wil jij de volgende les graag oefenen en herhalen?