A-geel (week 45, les 1) LOWAN 'de omgeving', de weg vragen/wijzen, frequentiewoorden, DISK thema 4 wonen

Wat leer ik vandaag?

  • Nieuwe woorden 'omgeving'
  • Droomhuispresentaties (deel)
  • De weg vragen/wijzen
  • Woorden: altijd, meestal, soms,                                             weleens, nooit

1 / 55
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Voortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 55 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wat leer ik vandaag?

  • Nieuwe woorden 'omgeving'
  • Droomhuispresentaties (deel)
  • De weg vragen/wijzen
  • Woorden: altijd, meestal, soms,                                             weleens, nooit

Slide 1 - Tekstslide

Schoolwerkcheck
  • Vertaal alle meubels in je huis. Stuur een lijst of foto via Magister.
  • Hoe gaat het met DISK 'wonen'?

Slide 2 - Tekstslide

de omgeving

Slide 3 - Tekstslide

de omgeving
(dorp of stad)

Slide 4 - Woordweb

Wat ga ik leren?
Nieuwe woorden bij thema de omgeving.

Slide 5 - Tekstslide

Luister goed en zeg het woord na.

Slide 6 - Tekstslide

de winkel

Slide 7 - Tekstslide

de supermarkt

Slide 8 - Tekstslide

de bakkerij

Slide 9 - Tekstslide

de slagerij

Slide 10 - Tekstslide

de boekhandel

Slide 11 - Tekstslide

de snackbar

Slide 12 - Tekstslide

de bibliotheek

Slide 13 - Tekstslide

de markt

Slide 14 - Tekstslide

de disco

Slide 15 - Tekstslide

de moskee

Slide 16 - Tekstslide

de kerk

Slide 17 - Tekstslide

de bioscoop

Slide 18 - Tekstslide

het cafe

Slide 19 - Tekstslide

het hotel

Slide 20 - Tekstslide

Presentatie droomhuis

Maak een presentatie, overzicht met foto's van jouw droomhuis.
Niet alleen van de buitenkant, maar ook van de binnenkant. Waar staat het? 
Hoe ziet alles eruit? Met wie woon je daar?

Slide 21 - Tekstslide

De weg vragen & de weg wijzen

Slide 22 - Tekstslide

Wat moet ik kunnen?
  • Je kent de woorden die je nodig hebt iemand de weg te vragen/wijzen (rechtdoor, rechtsaf, vlakbij, de eerste of tweede enzovoort).
  • Je kan de weg wijzen.

Slide 23 - Tekstslide

Je wilt iets vragen aan een onbekende. Wat zeg je?

Mag ik u iets vragen?

Slide 24 - Tekstslide

Waar is....?

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Je bent in de bioscoop. Je weet niet waar de wc is. Wat vraag je?

Slide 27 - Open vraag

Je zoekt de tramhalte. Wat vraag je?

Slide 28 - Open vraag

De weg vragen
A: Mag ik wat vragen?  Waar is het station?
B: U gaat linksaf. Vervolgens gaat u rechtdoor. Tenslotte ziet u aan het einde van de weg het station.

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide


Slide 31 - Open vraag


Luister naar 3 dialogen en beantwoord de vragen.




Waar wil de man/vrouw naar toe gaan? Is het ver of dichtbij?
(dropbox track 29, 30, 31)

Slide 32 - Tekstslide

Dialoog 1
Waar wil de man naar toe gaan? Naar .....

Slide 33 - Open vraag

Dit is...
A
ver
B
dichtbij

Slide 34 - Quizvraag

Dialoog 2

Slide 35 - Tekstslide

Waar wil de vrouw naartoe gaan? Naar ......

Slide 36 - Open vraag

Dit is .....
A
dichtbij
B
ver

Slide 37 - Quizvraag

Dialoog 3

Slide 38 - Tekstslide

Waar willen Milou en Ellen naartoe gaan? Naar .....

Slide 39 - Open vraag

Dit is ....
A
dichtbij
B
ver

Slide 40 - Quizvraag

Welk woord of zin hoort hierbij?

Slide 41 - Open vraag

Welke zin of woord hoort hierbij?

Slide 42 - Open vraag

Welk woord of zin hoort bij de afbeelding?

Slide 43 - Open vraag



Op het werkblad staan 4 dialogen. Vul 1 t/m 4 in en zet ze in de goede volgorde.

Slide 44 - Tekstslide

Maak de dialoog compleet.
(werkblad)

Slide 45 - Tekstslide

Vraag aan elkaar de weg en teken de route.


Een leerling is A en de ander is B (werkblad).

Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Tekstslide

Frequentie: hoe vaak eet je spruitjes?
nooit
soms
vaak
meestal
altijd
Ik drink nooit melk.
Ik eet vaak brood.

Slide 48 - Tekstslide



Schrijf 10 zinnen op.

  • 5 zinnen als antwoord op de vraag:                                                   Wat drink je  nooit/soms/vaak/meestal/altijd?

  • 5 zinnen als antwoord op de vraag:                                                 Wat eet je nooit/soms/vaak/meestal/altijd?


Slide 49 - Tekstslide

Frequentie: hoe vaak eet je spruitjes?
Luister naar je docent en geef antwoord op de vragen:
Hoe vaak eet je kip?
Hoe vaak eet je soep?
Hoe vaak eet je tomaten?
Hoe vaak eet je eieren?
Hoe vaak eet je chocola?
Hoe vaak drink je bier?
Hoe vaak drink je wijn?
Hoe vaak drink je koffie?
Hoe vaak drink je thee?
Hoe vaak drink je water?

Slide 50 - Tekstslide

Hoe vaak drink je cola?

Je krijgt een werkblad van de docent.
Stel de vragen aan een medecursist.
Je medecursist geeft antwoord.
Wissel van rol.

Slide 51 - Tekstslide

Lees de zinnen en vul het juiste woord in. Kies uit: nooit - soms - vaak - meestal - altijd

  1. Ik houd van live muziek, dus ik ga …… naar een concert.
  2. Ik sta …… vroeg op. Alleen op zondag slaap ik uit.
  3. Mijn zus eet bijna iedere dag een appel, maar …… eet ze geen appel.
  4. Ik heb geen auto, dus ik ga …… met de bus.
  5. Ik lust geen koffie, dus ik drink …… koffie.

Slide 52 - Tekstslide

Wat heb ik geleerd?

  • Woorden dorp/stad
  • De weg vragen/wijzen
  •  Woorden: nooit, soms, vaak, meestal, altijd

Slide 53 - Tekstslide

woorden
dorp/stad

Slide 54 - Woordweb

Schoolwerk

  • DISK thema 4 'wonen' af.
  •  HZS boekje 13 'openbaar vervoer'

Slide 55 - Tekstslide